zondag 29 mei 2011

Operadagen Rotterdam: slotgala met Anna Caterina Antonacci

Het vocale vuurwerk kwam gisteravond niet alleen van het podium. Een man in het publiek slingerde in de halve seconde tussen het wegsterven van de muziek en het applaus een zeer forte 'brava!' de zaal in na iedere aria van sopraan Anna Catarina Antonacci. Het paste wel bij de ambiance van een enigzins sjiek operagala. Ik zou, als ik directie van De Doelen was, misschien wel bewust op zoiets aansturen en iemand voor een boekenbon vragen dat soort 'echte' opera-elementen in de voorstelling te stoppen.
Ze was eerder in Rotterdam maar ik had Antonacci nog niet live gehoord. Ze was deel van het grootschalige einde van tien zeer gevarieerde Operadagen Rotterdam. Die boden een uiterst breed scala van traditioneel tot supermodern, van klein tot groot en van klassieke theaterzaal tot locatievoorstellling.
Het RphO is dezer dagen veel in 020 te vinden in de orkestbak van het Muziektheater. Daar begeleiden ze 'Der Rosenkavalier', in Rottterdam was het Mozart, Wagner en de Fransen Berlioz en Massenet.
In kleine bezetting bracht het orkest de fonkelende ouverture uit La clemenza di Tito, waarna de sopraan zich voor het orkest opstelde voor 'Parto Parto', een aria uit dezelfde opera. Groot applaus en dat 'Brava!'. Meteen erna volgde 'D'Oreste, d'Aiace' uit 'Idomeneo'. Het Rotterdamse publiek reageerde zelfs op deze provocatie -deze aria heet vertaald in het Nederlands 'Van Orestes en van Ajax'- met een ovatie. Met een een aria uit 'Faust' van Berlioz eindigde het eerste deel.
Groot bezet begon het orkest aan deel twee na de pauze. De Wagner-ouverture van 'Der fliegende Hollander' was hard maar verukkelijk dynamisch en Groot-Wagneriaans, met glanzend koper. Een man op een plaats achter het podium stopte nadrukkelijk zijn vingers in zijn oren. Dat deed hij later ook toen Antonacci zong. Merkwaardig.
Met instrumentale en vocale stukken uit Carmen besloot het Operagala. Waar sopraan, orkest en publiek zich aan alle conventies hielden en waar het, wellicht daardoor, ook wel een beetje saai en risicoloos was.

De organisatie van de Operadagen Rotterdam liet zondagochtend via Twitter weten wat het thema volgend jaar zal zijn:

zaterdag 28 mei 2011

Juliette Greco in Carré en pleine forme

Juliette Greco was voor het eerst sinds lang weer eens in Nederland en ik was erbij in Carré. Hoewel ik al heel lang erg graag luister naar een van de laatste groten van het klassieke, literaire chanson, ben ik redelijk laat begonnen aan haar concerten. De eerste keer dat ik Greco live zag was in het Theatre Chatelet in Parijs. Ze  vierde haar tachtigste verjaardag  in 2007 en deed in het Parijse theater aan de Seine een serie van vijf  avonden.
Nokia filmpje
Waar tegenwoordig na ieder groot concert tientallen filmpjes in no time op YouTube komen, was dat voor die vijf avonden in Chatelet niet het geval. Sterker nog, ik was de enige. Dat zal de reden zijn dat mijn Nokia-opname - discreet gemaakt bij de toegift om niemand te storen- als enig verslagje al wel 4500 keer bekeken is. Het is een filmpje van niks, maar wel de start van een genre dat ik met Nouvelle Vaag zou willen aanduiden. Het Carré-proletariaat zat overigens helemaal niet met de overlast die al die schermpjes geven. Zelfs in een complete black out, belangrijk stijlmiddel bij het belichten van het chanson, wemelde het van de schermpjes en enkele extreme dumbo's gebruikten zelfs flits.

De oude dame
Een gemengd publiek, met veel mensen die je als oud&arty zou kunnen omschrijven, vulde de foyers van Carré. Een echtpaar aan mijn tafeltje kwam letterlijk zo van Schiphol binnenhijgen, blij dat ze het gered hadden. Hij was fan, zij ging solidair mee. Dat deed ze al in de jaren '60.
Speelt het feit dat de oude dame al 84 is een rol bij het kijken naar zo'n optreden? Ja, en nee. Natuurlijk ben je benieuwd of ze het nog allemaal redt, vraag je je af hoe lang ze zal optreden en merk je de discreet tussen de audiomonitoren opgestelde autocue-schermen op.
Maar:  je moet misschien wel zo oud zijn om zulke doorleefde uitvoeringen te geven van stukken als 'Avec le temps' van Leo Ferré, dat een rauwe uitvoering kreeg. 'Ne me quitte pas' zong ze misschien wel twee keer zo snel als vroeger, met andere accenten. Het repertoire en de stijl van Greco zijn tijdloos en dan maakt leeftijd niet zo veel uit.

Begeleiders
Ze bracht alleen echtgenoot en vaste pianist Gérard Jouannest en een accordeonist mee. Jouannest is altijd de bescheiden begeleider op het podium, die pas de zaal inkijkt als hij wordt voorgesteld en dan hoofs buigt naar zijn echtgenote. Toch is het die meneer aan de vleugel die verantwoordelijk is voor al die muziek bij veel chansons van Brel. Dat repertoire speelde in het Carré-optreden een grote rol. Oud en moderner repertoire zong Greco, een paar, maar niet teveel verplichte nummers als 'Deshabille-moi' en 'Jolie Mome'.
Jammer genoeg niet Julien Clercs 'Utile', dat ze zo mooi zingt en niet het oer-chanson 'Les feuilles mortes'. Wel een blokje Gainsbourg-chansons, met daarin zijn lied over 'Les feuilles mortes', dat 'La chanson de Prévert' heet en een van de mooiste liedjes is die ik ken.

Modern repertoire
Geen lange verhalen, wat korte grappen, en consequent de namen van schrijver en componist, zoals ze dat al eeuwen doet. Greco is zich zeer bewust van haar rol en verantwoordelijkheid als interprete. Ze opende met een nieuw stuk, 'Je me souviens de tout', van een cd uit 2009, over haar herinneringen aan de oorlog. In die sfeer was ook 'J' arrive', het lied over de dood, dat Brel schreef. Het werd subtiel maar theatraal uitgelicht. Het licht speelde een vrij grote ondersteunende rol op het podium.
Dat Greco niet is blijven hangen in de fifties bleek uit de samenwerking de laatste jaren met schrijver/rapper (eigenlijk slammer) Abd Al Malik. Op dit filmpje doet ze live haar bijdrage aan een van de stukken op Malik's mooie cd 'Dante.

Malik is een poetische slammer, net als Grand Corps Malade, die alleen met gesproken woord en een begeleiding werkt.

Het was een mooie avond aan de Amstel, in Carré, dat voor een paar uur ook wel de Olympia, of Bobino leek te zijn.
______________________________________________________
Juliette Greco met o.a. Gérard Jouannest
Carré
27 mei 2011




donderdag 26 mei 2011

Container: Interessant..en toch goed

Het was niet eenvoudig om vooraf een beeld te krijgen van wat je kon verwachten van de locatievoorstelling 'Container'. De vraag is of dat nodig is. ‘Laat je verrassen’ zei een dame bij de kassa op de vraag van een bezoeker naar een programmaboekje.
'Container' is een productie van regisseur Sjaron Minailo. Hij was eerder verantwoordelijk voor 'De Cornet', de openingsvoorstelling van 2011 van de Operadagen Rotterdam waarover nu nog gepraat wordt.
De voorstelling is gebaseerd op de film 'Container' van de Zweedse regisseur Lukas Moodysson. Zijn art house films bereiken geen groot publiek, al was ’Fucking Åmal’ een behoorlijk succes. Elena Vink, speelt en zingt de enige rol. Haar cv vermeldt een breed repertoire van Mozart en Haydn tot muziek uit de avant-garde. Het duo Glowicka & Vega maakte de muziek.

Het decor, of de installatie, is opgebouwd in de bibliotheek van het Nederlands Architectuur Instituut in het Rotterdamse Museumkwartier. We zien een meisjeskamer. Een meisje van het slordige soort. Maar later blijkt het ook de ruimte van onder meer een operazangers en een vrouw die evangeliseert. Rommelig, hard verlicht met tl-balken. Kleding en pruiken en oh ja, kauwgum, een binnen het muziektheater vast weinig gebruikt attribuut. Op de achtergrond een filmdoek, losjes opgehangen, waarop de film 'Container' wordt geprojecteerd.Het verhaal begint met de opkomst van zangeres Elena Vink. Hard zwart haar, kinky laklaarzen tot ver boven de knie. Zwijgend zit ze voor de make up tafel. Op de geluidsband is haar stem te horen. Een stem die zacht praat maar dat dicht in de microfoon doet. Flarden tekst, met zinnen als: ‘Brad Pitt will come to Sweden to marry me’. Soms playbackt ze mee met de band, af en toe praat of zingt ze.
Vink speelt vier figuren die één personage vormen. Sommigen zijn duidelijker dan anderen. Heel concreet wordt het als we de operazangers te zien krijgen. De tv springt aan en er start een opname van Elena Vink in het Concertgebouw. In alle vervreemding klinkt ineens de stem van Hans van den Boom van Radio4 die haar aankondigt. Ze zingt 'Hölle Rache' uit de 'Zauberflöte'. De actrice playbackt met veel ironie mee, de kinky outfit is verruild voor een operajurk.
‘I am not a celebrity’ zegt ze, als de video stopt. Ze blijft preluderen op de aria, tot ze in een volgend deel als evangeliste eindigt.

Er is veel ‘aanwezig’ in deze voorstelling. Fascinerend aanwezig is Elena Vink die, ook op momenten dat tekst en handeling verwarrend of onduidelijk zijn, de aandacht vangt en niet meer loslaat. In elke fase van het stuk en na elke verkleding glijdt ze moeiteloos in een nieuw karakter.
De muziek is hard, onontkoombaar. De teksten, waarvan flarden herhaald worden, zijn lang en soms onduidelijk. Het vraagt veel aandacht om zowel de aanwezigheid van de actrice als de beelden op het doek en de geluidstrack parallel te blijven volgen.

Interessant, dat vind ik wel een goede omschrijving van mijn indruk van 'Container'. En dan niet het ‘interessant’ waarmee je voorkomt dat je iets zinnigs moet zeggen over een volstrekt onbegrijpelijk kunstwerk. Interessant, in de betekenis van: nooit eerder gezien, vernieuwend, niet meteen helemaal begrijpelijk maar de moeite van het meemaken meer dan waard.

_________________________________________________
Productie: Studio Minailo in coproductie met Operadagen Rotterdam
Regie: Sjaron Minailo
Muziek: Glowicka & Vega
Zang/spel: Elena Vink

dinsdag 24 mei 2011

Toooo much Medea

Daar ging mijn beginzin. Op weg naar 'Medea' in de Rotterdamse Schouwburg had ik bedacht de recensie van deze voorstelling in de Operadagen Rotterdam te openen met een opmerking over het enorme spectrum aan vormen, soorten en stijlen van opera die in deze tiendaagse voorbijkwamen. En dat het wellicht juister zou zijn te spreken van ‘muziektheater dagen’.
Inleider Paul Slangen, de dramaturg van de Veenfabriek, kwam met een theorie, een letterlijke formule die het onderscheid aantoonde tussen opera en muziektheater. Hij stelde, op basis van de muziektheoretische opvattingen van schilder en denker Kandinsky, dat bij de opera de formule 1+1=3 opgaat. Toneel en zang zijn eigen disciplines, die samenwerkend tot een groter geheel komen. Bij muziektheater luidt de formule 1 – 1 = 2. De disciplines moeten ruimte maken voor elkaar om tot meerwaarde te komen. Dus muziektheater als hoofdbegrip van een genre waaronder ook opera valt, dat is nog maar de vraag.
Dat 'Medea' geen traditionele opera was, bleek uit de opstelling op het podium van de Rotterdamse Schouwburg. Musici, acteurs, de zangers zaten op één lijn. Figuurlijk, waarschijnlijk, maar vooral letterlijk, ieder op een ander soort stoel of zetel. Concentratie in plaats van de gezelligheid van een halve cirkel, dat wilde regisseur Paul Koek.
Er waren monologen, geschreven door Paul Verhelst, en er was zang, door de Turkse zangeres Selva Erdener. Haar ‘Lamento’ was een woordeloos gezang, dat door de hele voorstelling klonk. Het orkest had Oosterse en Westerse instrumenten. Die gaven, begeleid door muziek op een geluidsband, een bijna hallucinerend geluid. Bewust waren de klanken van fluit, viool en klarinet gemengd met percussie en duduk, een blaasinstrument dat dicht bij de menselijke stem ligt. Componist Wim Henderickx speelde percussie en dirigeerde zijn muziek vanuit het midden van de rij.Verhelst’ monologen waren rijk van taal en stonden centraal in deze voorstelling met 4 monologen. De verhalen van Kreon, de koning van Corinthe en diens dochter Glauke openden de voorstelling. In de rij zaten de musici en de andere acteurs voor de rollen van Jason en Medea. Ook als zij geen tekst hadden speelden ze. Zonder woorden waren er grote emoties, hels verdriet en de barensweeën van Medea. Alle vier de karakters uit deze opnieuw van tekst voorziene Griekse tragedie hebben alles verloren en dat lot beleven ze in een hartverscheurende dramatiek.
De manier van acteren, de intensiteit van de emotie en de ongeremdheid van de speelstijl, het spreekvolume, de waanzin, het zijn vormen die je tegenwoordig bij veel modern toneel uit Vlaanderen en Nederland meemaakt.
Daar hebben we in het hedendaagse spraakgebruik een allesomvattende en veelgebruikte term voor, die voortdurend in mijn hoofd zat bij het kijken naar Medea: heftig.
Te heftig, mag ik wel zeggen…
______________________________________________
Medea
De Veenfabriek / Muziektheater Transparant is.m. HERMESensemble
Regie: Paul Koek
Muziek: Wim Henderickx
Tekst: Peter Verhelst
24 mei in Rotterdam.

maandag 23 mei 2011

Angelika Kirchschlager: Jaugzend und betrübt

Op de foto die in de publiciteit van de Rotterdamse Operadagen wordt gebruikt, kijkt ze stoer en een tikje spottend in de lens. Angelika Kirchschlager, mezzo-sopraan uit Oostenrijk. Ze heeft bij mijn weten niet vaak in Nederland opgetreden. In 2002 deed ze tijdens een Europese tournee met het Orpheus Chamber Orchestra het Concertgebouw aan. Ze is een geslaagde zangeres die, inmiddels halverwege de 40, met grote dirigenten, op belangrijke podia in spraakmakende producties heeft gestaan. Twee jaar geleden in The Met, in Hänsl und Gretel van Humperdinck. Eerder, in 2004 in Salzburg, als Octavian in Der Rosenkavalier.
Toch is opera niet haar enige vakgebied. Live en op de plaat is de liedkunst een ander favoriet terrein van de mezzo. Ze nam voor Hyperion alle Brahmsliederen op en maakte platen met liederen van Schumann en Hugo Wolf.
In het brede en overvolle programma van de Operadagen Rotterdam was het recital dat Angelika Kirschschlager met haar vaste begeleider Helmuth Deutsch afgelopen zondagmiddag in de Grote zaal van De Doelen gaf, een prettig rustpunt. Ze had gekozen voor 4 componisten en voor schakeringen van droefheid, grote droefheid, oneindige droefheid, uitzichtloze droefheid maar ook af en toe wat lichters.

In een samenwerking met begeleider Deutsch, zichtbaar gebaseerd op blind vertrouwen, weefde ze een klanktapijt in 27 kleuren, waar geen rafel, geen vlek en geen scheurtje aan te ontdekken viel. Alle muziek, alle teksten kwamen even gemakkelijk, trefzeker en mooi golvend uit haar mond. Ze zette boogjes in die richting hadden en waarvan duidelijk was dat ze exact wist waar het heen ging. Zingen met ronde hoeken, dat is een typering die bij Kirchschlager past. Het zag er bijna moeiteloos uit, ze liet muziek en tekst het werk doen. Een enkel lied had zoveel humor en kwam met zoveel plezier de zaal in dat het publiek in goedbedoelde obstructie soms ook tussen blokken liederen door applaudisseerde.
Somberheid, treurnis, donkerte, het was er allemaal. Melancholie soms, in een Brahms-lied als Űber die Heide. ‘Leben und Liebe – wie flog es vorbei’. Schuberts ‘Gretchen am Spinnrade’ kwam eerder stoer dan smachtend tot leven. En van Goethe’s gedicht Klärchen’s Lied (Die Liebe), dat in 9 regels de gestalten van de liefde beschrijft, was die ene beroemde zin ook een weergave van de breedte in emoties die Kirchschlager bereikt:’Himmelhoch jauchzend, zum Tode betrübt'.Liszt, muzikaal net wat eigenzinniger dan de anderen, was vertegenwoordigde met het bittere ‘Vergiftet sind meine Lieder’. Liederen van Mahler uit Des Knaben Wunderhorn maakten het programma compleet.
Er komen nieuwe kansen om Kirchschlager in Nederland aan het werk te horen. In het Holland Festival is ze op 15 juni 2011 in Amsterdam voor The Rape of Lucretia van Benjamin Britten, samen met onder andere Ian Bostridge. En in februari 2012 staat ze opnieuw op het Doelenpodium, samen met het Rotterdams Philharmonisch Orkest in de Kindertotenlieder van Mahler.
__________________________________________
Angelika Kirchschlager, mezzo-sopraan
Helmuth deutsch, piano
Liederen van Schubert, Mahler, Liszt en Brahms.
22 mei 2012 in de Doelen in Rotterdam.

zondag 22 mei 2011

Mahlers melancholie

Het publiek dat een van de concerten op de tweede avond van de Operadagen Rotterdam wilde bezoeken, moest het centrum, uit. Door het park, of over de dijk, naar de tv-studio in de Schiecentrale. De omgeving van de Mullerpier is omgevormd van oude havenactiviteiten naar wonen en werken in de audiovisuele media, filmproductie en de kunst. Er zijn allang geen Komponierhauschen meer, zoals Mahler er een bezat, er zijn nu studio´s waar componisten achter Apple-computers aan klankdesign werken.
Zonder Apple deed Mahler dat in feite ook. De klankwereld in Mahlers Lied von der Erde, op grond van de enscenering vertaald naar Het lied van de aarde, heeft een trage, diepe melancholie. Het is de vraag in hoeverre Mahlers levensomstandigheden een rol speelden bij de keuze voor muziek en tekst. Die Chinesische flöte van Hans Bethge bood Mahler de tekstuele basis voor muziek die somberheid en melancholie uitdrukt, veel meer dan in de stralende werken uit zijn eerdere periode.
Reinbert de Leeuw bewerkte vorig jaar Das Lied voor klein ensemble. Er kwam een partituur voor slechts 13 musici van Asko | Schönberg. Regisseur Neil Wallace maakte voor de Operadagen een semi-enscenering voor de grote speelvloer van de studio. Als achtergrond was er een grote videowand. Wallace maakt vaak gebruik van dat medium. Er waren twee solisten, die heel wat meer deden dan Liederkunst en net wat minder dan gespeelde opera. De rol die tenor Yves Saelens zong, vraagt veel van een zanger. In sommige delen is het geluid van een heldentenor gewenst, in andere moet het lyrisch klinken en meer gevoileerd. Die beide kanten waar vocaal dik in orde. Ook de rol die in de enscenering was ontstaan vroeg breedte. Het eerste lied, Trinklied vom Jammer der Erde heeft uitgelatenheid in strofen als ‘Ein voller Bechter Weins zur rechten Zeit, Ist mehr wert, als alle Reiche dieser Erde´. Maar er staat ook: ‘Leert eure goldnen Becher zu Grund! Dunkel ist das Leben, ist der Tod´.
Mezzo-sopraan Birgit Remmert heeft alleen op plaatgebied al een enorme Mahler-catalogus gezongen. Bij het tweede lied in de cyclus, Der Einsame im Herbst, nam ze alle ruimte en alle tijd om de diepe melancholie in te kleuren. ´Mein Herz ist müde´, het klonk in haar stem en het was zichtbaar in haar spel. Pas in het laatste lied, Der Abschied, moest ze zwaarder aanzetten, meer geven. ´Ich suche Ruhe für mein einsam Herz’ staat er halverwege, om te eindigen met het wegstervende Ewig…ewig…ewig.
Eigenlijk werden er weinig middelen voor deze productie ingezet. Videobeeld, wat stoelen, periode-kleding voor de solisten, een hoop aarde, meer niet. De melancholie, de doorleefdheid van donkerte en somberheid, hadden niet meer nodig.
Dicht op het orkest, op maar enkele meters afstand van de zangers, was elk detail, elke stembuiging, de klank van cello, harp of hobo en de trage melancholie in volle schoonheid te genieten. Het publiek beloonde alle medewerkers met een stevig applaus, maar eerst met: stilte.

____________________________________
Mahler – Das Lied von der Erde / Het lied van de aarde
bewerking en muzikale leiding Reinbert de Leeuw
regie Neil Wallace

zaterdag 21 mei 2011

Een Dido van nog maar 28

De Operadagen Rotterdam zijn afgelopen vrijdagavond geopend. Buiten gebeurde dat op het Schouwburgplein, waar enkele Rotterdamse koren zongen rond de appel, het symbool van deze zesde editie van het festival. De appel verwijst naar de zondeval in het paradijs, het verloren paradijs. Binnen het festivalthema ‘het verloren paradijs’ koos de organisatie voor de opera Dido and Aeneas van Henry Purcell als opening. Dido verliest zichzelf, wordt haar ergste vijand richting haar dramatisch einde en verliest zo het paradijs.
De voorstelling van regisseur Timothy Nelson en dirigent Nicolas Achten staat meteen. Je voelt dat er, ondanks de complexe thema’s die in en onder het verhaal en de muziek zitten, bij de makers een grote gedecideerdheid is over hoe ze hun versie willen vormgeven. Muzikaal leider Achten heeft jarenlang heel zorgvuldig de partituur en de bezetting bestudeerd. Hij heeft – zo blijkt uit de programmatoelichting- hele uitgesproken keuzes gemaakt voor verklanking en bezetting van het werk. Het orkest, Scherzi Musicali, is met 8 musici heel klein bezet. Het koor heeft één zanger voor elke stem. Met die kleine, authentieke invulling van het muzikale deel gebeurt er in de orkestbak al het nodige, transparant en authentiek.
Je hoort alles, de keuze van de tempi – heel snel in de ouverture en gedragen in de meeste aria’s, de instrumentatie met barokgitaar en slechts 2 violen. Het orkest is erg jong, maar dat geldt eigenlijk voor alle medewerkers aan deze productie.
Op het podium opent het koor met een nerveuze choreografie. In de opvatting van regisseur Timothy Nelson zijn alle rollen, op die van Dido en Aeneas na, niet zozeer karakters maar stemmen en invloeden in het hoofd van Dido. Dat thema staat centraal. Ze zit bedroefd, verweesd, neurotisch aan een tafel. Ze slikt haar laatste pillen. De koorleden beelden de geesten, de rol van Belinda, de second witch en de second woman uit met zang en kleine, scherpe choreografieën. Dido is niet de statige vrouw die haar liefde, tegen haar eigen voornemen in, heeft gegeven aan de prins van Troje om daarna door hem verlaten te worden. De Dido van Rosanne van Sandwijk (nog maar 28 jaar oud) is een getergde, zelfdestructieve vrouw die in een periode van vóór psychotherapie en Rogeriaanse counseling gesloopt wordt door haar gevangenschap in haar eigen emoties. Die richten haar uiteindelijk te gronde.Voor het toneelbeeld en de aankleding werd door de regisseur gekozen voor het Amerika van de jaren ’50. Een vintage koelkast, met skai beklede stoelen en Dido in een glamorous duster die aan Joan Crawford doet denken.
Op vocaal gebied wordt er vaak gebalanceerd tussen zang, spel en choreografie. Olivier Berten, de bariton met veel oude muziek-ervaring, zingt een niet zo aanwezige Aeneas. Hij doet zijn best maar kan weinig betekenen voor de lijdende Dido. Zijn rol en zijn zang zijn klein gehouden. Sopraan Rosanne van Sandwijk zingt uiterst verdienstelijk. Ze zet in met wat vibrato maar zeker in de slotaria is het volume klein, zeldzaam ingehouden. Ze zet geen stevige stem op om te epateren maar alle verdriet in het tragisch einde van Dido zit in haar zang én acteren. Bij Dido’s Lament staat ze alleen op het podium. De glimmende duster gaat uit. Gevangen in een volgspot stapt ze, in een onderjurk, recht naar voren, over de orkestbak de zaal in. Dat ze kan zingen, zag de jury van het Bossche Vocalisten Concours al. Dat ze kan acteren bewees ze vanavond. En dat ze met zoveel kwetsbaarheid een zaal kan ontroeren, dat bleek ondubbelzinnig. ‘Remember me’. Dat zal wel lukken.

vrijdag 13 mei 2011

Figaro versneden tot liedjesprogramma

Het Nederlands Blazers Ensemble (NBE) bestaat al 50 jaar, maar klinkt en toont jonger dan ooit. Dankzij Radio 4 konden we afgelopen weken uitgebreid meeleven met de reis van het ensemble door het Midden-Oosten. Een bezoek van Maartje van ‘De Klassieken’ aan het honk van het NBE jongstleden dinsdag werd bekroond met de bekendmaking dat het NBE de Radio 4 Prijs krijgt.Schijnbaar onvermoeibaar was het ensemble gisteravond naar de Rotterdamse Doelen gekomen, samen met sopraan Johannette Zomer en bariton Frans Fiselier, voor De Bruiloft van Figaro! Dat uitroepteken hoort erbij. Het idee was dat de blazers een ‘kleine’ versie van Mozarts Le nozze di Figaro zouden spelen, dat de zangers met zijn tweeën vrijwel alle rollen voor hun rekening zouden nemen en dat het publiek met de juiste toelichting niet zou verdwalen in het verhaal.
Om die toelichting mogelijk te maken zat hoboïst Bart Schneemann achter een keyboard en deed de verbindende teksten als Basilio, de muziekleraar in het Nozze-verhaal. De solisten hadden voor elke rol kleding en schoenen, zodat het publiek zou snappen wie ze vertolkten.
De musici waren zo aardig geweest hun authentieke instrumenten mee te brengen, dat zou mooi passen bij de muziek van Mozart. Dapontes zorgvuldig gebeeldhouwde teksten waren vol taalguitigheden bewerkt door Ivo de Wijs. Het bruiloftsfeest kon beginnen!
Jammer dat de ouverture voor geen meter klonk. De muziek werd versterkt en kwam uit speakerboxen op het toneel. Bart Schneemann had een pruik op en deed een openingstekst, iets ironisch-kritisch. Een Dolf Jansen-dingetje, maar dan op halve snelheid. En toen begon het me te dagen: help, dit wordt cabaret! Zomer en Fiselier zongen prima. Niet op volle sterkte en ondanks de geluidsversterking maar deels te verstaan in de teksten van Ivo de Wijs, maar het zijn vocale kanjers. De afgevlakte aria’s waren meestal nogal kort en lieten niet echt een verhaal ontstaan op het podium. Tot vervelens toe werd herhaald dat het onbegrijpelijk zou zijn en dat toelichting noodzakelijk was. Het bleek de bedoeling dat het publiek na ieder liedje klapte en zo ontstond de klassieke opbouw van een echte cabaretavond: praatje, grapje, liedje, applausje. En dat ging maar door.
Er was heus wel wat te genieten. ‘Dove sono i bei momenti’, de aria van de Gravin, zong Johannette Zomer met de van haar bekende grote kwaliteit. En het NBE, daar is muzikaal ook geen speld tussen te krijgen. In zijn slottekst kwam verteller Schneemann terug op de opening en destilleerde er een moraal uit. Iets over Mozart als allochtoon. Ik zei het al: cabaret.
Goede stemmen, een prima ensemble en schitterende muziek, en toch werkt dat niet als het door mensen wordt gedaan die weliswaar heel goed in hun vak zijn, maar hun cabaretdiploma bij InHolland gehaald hebben.
__________________________________
De bruiloft van Figaro!
W.A. Mozart
Nederlands Blazers Ensemble o.l.v. Bart Schneemann (hobo)
Solisten: Johannette Zomer (sopraan) en Frans Fiselier (bariton)
12 mei 2011 De Doelen - Rotterdam.

woensdag 4 mei 2011

4 mei 2011 in Rotterdam

Er waren weer veel mensen stil, vandaag, om 20 u. op het Stadhuisplein. Om terug te denken aan wat er gebeurde in de oorlog. En daarna.
Maar een paar honderd meter van de plek waar we stil waren, stond het huis van mijn vader, aan de Delftsevaart. Het werd verwoest bij het bombardement van 10 mei 1940. Een gebeurtenis die, zo bedacht ik, niet alleen in de zielen van de mensen die het overleefden staat gekrast, maar ook in de 'ziel' van de stad. We waren stil, ook vanwege de mensen die omkwamen bij dat bombardement. De stad was en is getuige.