zondag 22 november 2009

Salomé bij de Nederlandse Opera: Bravo en Boe!

Donderdag, 19 november, tegen tienen, Amsterdam, het Muziekgebouw. Nog geen 5 dagen geleden was ik hier ook en bedacht dat de dansvoorstelling van die avond -hoe mooi ook- niet echt een intellectuele uitdaging vormde.
Vanavond op mijn wenken bediend: Salomé van Richard Strauss, een opera uit 1905 die toen voor ophef zorgde en hier en daar verboden werd. De intendant-generaal van de koninklijk-keizerlijke Hofoper van Wenen verbood opvoering op 'religieuze en zedelijke gronden'. De omstreden opera was trouwens een groot succes op andere plaatsen, zoals op 16 mei 1906 in Graz, waar Gustav Mahler, Arnold Schonberg, Alexander Zemlinksy én Alban Berg in de zaal zaten. Still uit video van DNO

Anno 2009 is er nog steeds ophef. Het applaus in de Stopera klatert en duurt lang, maar de voor- en tegenstanders roeren zich: fanatiek klinkt het bravo maar de boe-roepers doen er alles aan om gehoord te worden. Een wedstrijdje in voor- en afkeur.
Eigenlijk is het niet helemaal eerlijk. Bravo bekt gewoon beter en zeker als je volume wilt maken zijn die klanken veel geschikter. Boe laat zich slecht vocaal versterken. En boe mist een lettergreep. Zullen we afspreken dat er bij de opera voortaan bravo (en voor de mensen die weten hoe het hoort: brava bij de dames) wordt geroepen door de liefhebbers en "oh nee" door de haters?
Ik kijk bij het slotapplaus altijd naar de gezichten van de spelers, effe checken hoe zij er bij staan. Soms zie je opluchting, uitputting, routine of oprechte vermoeidheid. Hier kijkt de cast op het podium vooral triomfantelijk. Zangeres Doris Soffel, die Herodias zong, blijft nog even in haar rol en maakt een vals, sarcastische dansje: dikke neus als je het niks vond. Er was deze avond veel om aan te wennen. Toen het doek om 20 u opging zagen we niet het terras van het paleis van Herodes, zoals in het libretto staat, maar een Abu Ghraib-achtige bunker. Betonnen, massieve wanden, een plafond waar de wapening van het beton hier en daar doorzakt en harde tl-verlichting. De maan, die in de setting van het verhaal een grote rol speelt, wordt hier verbeeld door een ballon.
De feestdis is gedekt, Salome aan de tafel, evenals haar moeder en haar stiefvader Herodes. Die heeft een koptelefoon op en zit stevig mee te swingen op wat hij hoort. Het feest verloopt treurig, er is geweld, drank, ruige sex en heroine.
Still uit video van DNO

Het valt niet mee om het als toeschouwer te vatten. 'Nou heb je me even', denk ik en ik kijk op mijn horloge. We zijn 70 minuten in de voorstelling als ik een theatraal effect zie dat me echt aanspreekt. Salomé wil het feest en de bunker ontvluchten, tekent met krijt een deur op het beton en probeert die met alle macht te openen. De anderen volgen haar, tekenen deuren en proberen die vergeefs in te rammen. In al zijn eenvoud een briljante theatrale vondst.
Een dik half uur later is de slotscene. Salomé staat met Jochanaan (Johannes de Doper), wiens lippen ze wilde kussen, alleen op het podium. In het verhaal is het hoofd van Jochanaan haar op haar bevel op een zilveren schaal aangeboden. Zijn afgehakte hoofd zweeft boven het podium maar daaronder hebben Salomé en hij een bijna romantische slotscene. Niet heel gangbaar, dit einde.Ze sluiten samen het toneeldoek, het zaallicht gaat al aan en op de voorste rij staat een man op: 'die vrouw moet dood'! roept hij naar het toneel.
Het is de tekst die haar vader, Herodes, in het oorspronkeljke libretto zegt. De man hoort erbij, dat is duidelijk, maar het effect is er niet minder om.
Still uit video van DNO

Zoals wel vaker lees ik na afloop in het uitgebreide programmaboek dat DNO altijd verzorgt wat ik óók had kunnen zien en mogelijk wat eerder had kunnen begrijpen. Dit verhaal, de symboliek en zelfs de historie van deze opera staan bol van de betekenis. Regisseur Peter Konwitschny, die een enorme staat van dienst heeft, maakt het zijn publiek niet makkelijk. Hij wrijft de thema's die Strauss bij de toneeltekst van Oscar Wilde op muziek zette stevig in: de femme fatale, de hysterische zangeres, de lust van de vrouwen die elkaar en de mannen verleiden, exotiek en erotiek. De heroine-spuitende Herodes, zijn vrouw die met een champagnefles wordt gepenetreerd, de gangbang over de dode Narraboth, Grease-achtige dansjes, het is allemaal niet heel feestelijk en heeft een laag feelgood-gehalte.
Konwitschny kiest harde manieren om zijn visie op dit werk van Strauss neer te zetten. Ontluistering lijkt voortdurend het thema, net als verlies van decorum.

Uit de bak klinkt het ruim honderd-koppige orkest, muziek van Strauss die schatplichtig is aan Wagner. Zo heel af en toe hoor je er de Strauss van later doorheen, meer harmonisch en lyrisch.
Salome was een hit, aan het begin van de 20e eeuw. Strauss kocht van de opbrengst van zijn opera een huis in Garmisch-Partenkirchen. Daar bracht hij zijn laatste jaren door en daar componeerde hij 40 jaar na Salomé de zoveel lieflijker muziek van de '4 letzte Lieder'.

zondag 15 november 2009

Verse Prins in het Muziektheater

Foto: Christopher Wheeldon in Vanity Fair

Het heet echt zo: bewonerstheater. Het Muziektheater, dat doorgaans 'De Stopera' genoemd wordt, is het 'bewonerstheater' van het Nationale Ballet en de Nederlandse Opera. Als die twee gezelschappen niet optreden, is er ruimte voor andere programmering. En dat staat op een site met ook al zo'n wilde naam: www.gastprogrammering.nl. Je merkt dat de fantasie regeert in de Amsterdamse kunsten...
Veel dans wordt geprogrammeerd, zoals het Nederlands Danstheater, als de hoofdbewoners er niet zijn, en soms theater, zoals in mei.
Tussen de avonden van de opera Salomé door (daarover later meer op dit klog) stond een Engels gezelschap dat voor het eerst in Nederland optrad: Morphoses/The Wheeldon Company. Een nieuwe combinatie, opgericht door wat men de meest veelbelovende choreograaf van dit moment noemt, Christopher Wheeldon. Dat vinden de kenners en zelfs is hij ook redelijk overtuigd van zijn eigen kunnen. Tegen The Guardian zei hij: 'I want to become the Serge Diaghilev of the 21st century', al slaat dat meer op het feit dat hij een eigen gezelschap startte, Morphosis/The Wheeldon Company. Het heeft zijn thuisbasis op twee plekken, New York en het Londense Saddlers Wellstheater. Wheeldon werd in 'Vanity Fair benoemd tot de 'Fresh Prince of Ballet'.
Neerlands trots was in het Muziektheater Rubinald Pronk. Hij danste 'Softly as I leave you', een pas-de-deux met de Amerikaanse Drew Jacoby. Het ballet was gezet op op muziek van Arvo Pärt en Bach, wiens 'Air' klonk.

Foto: Rubinald Pronk en Drew Jacoby

H., met wie ik in de Stopera was, vond dit prachtig en was geraakt. Ik kwam niet verder dan het oordeel 'sentimenteel'. Een ander werk, 'Bolero' op de muziek van Ravel vond ik wél interessant, omdat choreograaf Ratmansky - voormalig directeur van het Bolsjoiballet in Moskou- buiten de voor-de-hand-liggende cliché's bleef. H. vond het niet veel, kon niet loskomen van beelden van ijsdanskuren op deze muziek en Bo Derek.
En zo werden we afwisselend geraakt of bleven we wat onaangedaan door wat we zagen.
Het meeste indruk maakte het laatste werk van deze avond, 'Fools' Paradise. Nieuwe muziek van Joby Talbot, live gespeeld door Sinfonia Rotterdam. Voldragen groepswerk met veel ruimte voor solo's. Het was fraai gedanst, erg gebaseerd op traditioneel ballet en het was in dat idioom ongetwijfeld behoorlijk vernieuwend. Maar, als ik zo vrij mag zijn de grenzen van mijn snobisme nog wat verder op te rekken, een intellectuele uitdaging, zoals moderne dans soms wel eens is, dat wilde het niet worden op deze avond in Amsterdam.

maandag 9 november 2009

Het regent en...

De maand november is geen veelbezongen of -beschreven maand. Hoewel het niet eens tegenvalt als je wat rond-googlet: Eva Cassidy bezingt november, er is natuurlijk
'November Rain' van Guns 'n Roses, en ook Tom Waits heeft een nummer dat 'November' heet. In een Franse platenzaak zag ik ooit een lp van Barbara met een lied over de 11e maand. In Kurt Weill's September Song zit een verwijzing.
Allemaal leuk voor een novemberkind als ik. Maar niemand maakte ooit een mooiere beschrijving van de spleen en melancholie van de herfst in november dan de dichter J.C. Bloem.

November

Het regent en het is november:
Weer keert het najaar en belaagt
Het hart, dat droef, maar steeds gewender,
Zijn heimelijke pijnen draagt.

En in de kamer, waar gelaten
Het daaglijks leven wordt verricht,
Schijnt uit de troosteloze straten
Een ongekleurd namiddaglicht.

De jaren gaan zoals zij gingen,
Er is allengs geen onderscheid
Meer tussen dove herinneringen
En wat geleefd wordt en verbeid.

Verloren zijn de prille wegen
Om te ontkomen aan den tijd;
Altijd november, altijd regen,
altijd dit lege hart, altijd.


J.C.Bloem

vrijdag 6 november 2009

van Wassenaerconcours 2009

Het verhaal rond Unico Wilhelm rijksgraaf van Wassenaer Obdam (1692-1766) klinkt als een introductie van Jambers. De stem moet je er zelf even bijdenken: 'overdag is hij een respectabel heer van adel, een graaf zelfs, maar 's nachts geeft hij zich over aan zijn echte passie, het componeren. In het gezelschap van zijn clavecimbel werkt hij tot diep in de nacht aan zijn composities'.
Pas in 1980 ontdekte de musicoloog Dunning dat de Concerti Armonici, die altijd waren toegeschreven aan Pergolesi, eigenlijk door van Wassenaer waren geschreven. De partituren werden ontdekt in de archieven van Kasteel Twickel, het familiebezit van de van Wassenaers. Het werd in die tijd als ongepast beschouwd voor een edelman om het beroep van componist uit te oefenen. Vandaar dat hij zijn composities onder andere namen liet uitbrengen.
Via de muziek hebben we aan Graaf van Wassenaer ook een klein, compact oude muziek-festivalletje te danken. De familiestichting van Wassenaer, bestaande uit nazaten van de graaf, bemoeit zich nog met dit festival en levert financiele bijdragen.
Op zondagmiddag 1 november was de finale van het concours dat parallel aan het festival gehouden wordt. De vier finalisten, ensembles voor oude muziek, kregen ieder een half uur om zich voor de jury te presenteren. Het maakte de middag zeer gevarieerd en zelfs wel spannend. Als publiek mochten we ook een stem uitbrengen.
Ik moest weg voordat de jury, waarin respectabele namen als Fabio Biondi -ook artist in residence tijdens dit festival- en Barthold Kuijken de uitslag bekend zou maken.
Daarom mijn leken-oordeel.Mijn 3e plaats: Een wonderlijk duo vormde Tempo Rubato met de Japanse Megumi Tanno en de Italiaan Antonio Piricone. Ze speelden quatre-mains op een forte piano, eerst werk van Mozart en daarna een komisch stuk van Haydn, 'Il maestro e lo scolare', dat een act werd voor een strenge leraar en een verveelde leerlinge. Tegen het einde ging de gsm van de leerlinge ook nog af, een moderne noot in dit soms wat al te guitige, maar muzikaal niet zo interessante, werkje. Mijn favorieten waren: 'Ensemble Diamanté', met leden uit Japan en en Engeland. Opgericht in Nederland tijdens de studie aan de conservatoria van Den Haag en Amsterdam.Ze speelden mooie muziek van Telemann en Corelli en musiceerden met een losse stijl die me aansprak.
Terwijl ik deze impressie in de trein uit Amsterdam typ, worden de prijswinnaars in het Muziekgebouw aan het IJ bekend gemaakt. Hierboven staat mijn volgorde. Ik ben benieuwd wat de kenners ervan vonden.

Aanvulling
Later op de avond heeft de jury gesproken:

zondag 1 november 2009

In the mix: Peggy en Iggy

Ooit, heel lang geleden, waren er discotheken waar discjockey's platen draaiden. Tussen de plaatjes door babbelden de dj's en kondigden plaatjes aan en af. Dat vonden we toen heel gewoon, dat gebabbel. Het werd ooit fraai gepersifleerd door de band Noodweer in het nummer 'Disco'. "Allllemaaaalllll een hééél goeienavond en harrrrrtelijk welkom hier in de SunshineCorrrrneerr". Ergens in de jaren '70 bedacht iemand dat het leuker was om niet te praten maar de plaatjes naadloos in elkaar over te laten lopen. De mix was geboren. Twelve inch-versies van nummers werden zo geproduceerd dat er een break in zat zodat je een ander plaatje kon instarten. De BPM (beats per minute) stond aangegeven op het label, en je kon de platenspeler iets sneller of langzamer laten lopen voor een ideale overgang.
En na mixen kreeg je sampling, het gebruik van stukjes uit een nummer om er een nieuwe productie van te maken. En er ontstond de mash-up, het doormekaar gooien van nummers.
Ik zet hier niet vaak zomaar een filmpje neer, maar deze mash-up van 2 nummers is waanzinnig. Peggy Lee en Iggy pop samen. Zij met de klassieker 'Fever', hij met 'The Passenger'. Zo klinkt het: