"Okay jongens, orkest is okay, spelen goed, kennen hun partijen. Zangers, allemaal goed bij stem, nou ja, Mimi hoest een beetje maar dat hoort bij haar rol, iedereen kent zijn tekst en spreek het Italiaans goed uit. Dusse...eh... "
Maar chef, je bent de regisseur, hoe gaan we dit nou brengen?
"Nou ja, we doen een decortje. Iets met praktikabels, dat neemt lekker mee. En verder wat losse spullen. Als het sneeuwt in het verhaal leggen we er witte kleden over. En er zijn nog wel wat statafels voor de caféscene. Oh ja en dan hangen we achteraan op het podium wat witte bomen en een silhouet van de Sacre Coeur. Lekker artistiek, en dan weet het publiek zeker dat het in Parijs speelt".
Maar, je bent regisseur, hoe gaan we het spelen, hoe gaan we het verhaal brengen?
"Nou dit verhaal vertelt zichzelf, dus. Mja, als Mimi nou in het eerste bedrijf van links opkomt en in het tweede van rechts. Oh ja en als ze dood gaat, gaat iedereen gewoon om haar heen staan. Nou, verder nog vragen?"
Zo moet het ongeveer gegaan zijn, toen de productie van La Bohème werd voorbereid voor een Nederlands/Vlaamse toernee. De Stichting Internationale Operaproducties brengt geregeld opera in de Nederlandse theaters en maakt daarbij vaak gebruik van gezelschappen uit het oosten. Voor deze voorstelling werd gekozen voor het Nationaal Bolsjoi Theater uit Minsk, Wit-Rusland. Goede zangers, keurig orkest, niks mis mee. Op dat punt was het een zeer genietbare versie van Puccini's opera.
Maar ja, net deze opera wordt gezien als een van de meest ontroerende en romantische van het operarepertoire. Puccini, die o.a. ook Turandot (binnenkort bij de Nederlandse Opera) schreef en Madame Butterfly, gebruikte het boek 'Scènes de la vie de bohème' uit 1849 van Henri Murger als basis voor het libretto. Maar van de romantiek en het drama merkte ik weinig. Het was een regie zonder enig gevoel voor theater en voor het idee dat je een zaal mee moet nemen in het verhaal.
Het was buiten al zomertijd, en niet meer zo winters als de laatste maanden. Binnen, in het redelijk gevulde Luxortheater viel de sneeuw op Parijs en zagen we Mimi langzaam ten onder gaan aan haar slopende ziekte. Rodolfo, Marcello, Schaunard en Colline omringden haar. Het orkest, niet zo groot bezet, speelde fraai.
En ik kreeg in elk geval een indruk van wat ik nog wel eens wil zien, maar dan in een volwassen productie, met een visie en een richting.
dinsdag 30 maart 2010
zaterdag 27 maart 2010
De Mattheus van de Utrechtse Oratorium Vereniging
De uitvoering van de Mattheus Passion in de St Aloysiuskerk in Utrecht gisteravond, was een mooi pleidooi voor de traditionele uitvoering van Bach's werk in Nederland. In de Paastijd worden niet alleen in concertzalen, maar ook in kerken en andere locaties uitvoeringen gegeven. Op Palmzondag zendt de Avro traditiegetrouw de uitvoering uit van het Concertgebouworkest.
De Rotterdamse zangvereniging 'Toonkunst' was in 1870 de allereerste in Nederland die een (verkorte) versie uitvoerde. Pas veel later ontstond het idee dat het aanbeveling verdiende de ongeknipte versie uit te voeren.
De 70-jarige Utrechtse Oratorium Vereniging (UOV) nam de Mattheus dit jaar ook weer op het repertoire. Collega D. zingt op projectbasis bij dit koor en dat was reden voor ons, het voormalige MT om -met speciale gasten- naar Utrecht te gaan. We doen al een aantal jaren een Mattheus.
De UOV is degelijk en niet hip. Hip staat in dit geval voor de term waarmee musici worden aangeduid die op authentieke instrumenten spelen, die dus een 'historically inspired practice' aanhangen. De Bachvereniging is dus erg hip en veel andere ensembles soms wat minder.
Aan de eerste maten van het openingskoraal 'Komt Ihr Töchter' hoor je vaak al de signatuur van de dirigent. Deze Johan van de Camp koos voor een betrekkelijk laag tempo. Dat geeft de muziek meteen iets gedragens, en ik denk dat veel melodielijnen soms wat beter uitkomen in dit lage tempo. Veel zangers op het podium, een mens of 80.
Coro 2, dat van de week bij de Bachvereniging nog maar 4 zangers telde, had hier een tienvoudige bezetting. Dat geeft een grote, gezwollen koorklank die in de galmende akoustiek van een kerk nog versterkt wordt.
Zo te zien legde de dirigent veel nadruk op volume, dat hij met typische gebaren bij koor en orkest leek te regelen. Dat spelen met de klank, soms heel ingehouden zingen, zoals in het koraal na de sterfscene, gaf een mooi dramatisch effect.
De evangelist was adequaat, de andere zangers konden er mee door maar de zangeressen maakten meer indruk. Alt Louise Rijs deed zichtbaar haar best om haar aria's mooi te intoneren. Het duet met Ellen Schuring klonk niet alleen mooi, het zag er ook fraai uit door de aandacht die beide solisten besteedden aan het kleuren van de stemmen. Schuring was indrukwekkend, ze heeft een statige podiumuitstraling en maakte van haar aria's kleine, dramatische hoogtepunten, zeker van 'Aus Liebe'.
Het zijn twee verschillende grootheden, de klassieke, ruimbezette versie in Utrecht en de kleine van de Bachvereniging. Muzikaal wint die laatste dan op punten, maar het mooie van Utrecht is dan weer dat er meer drama, emotie en beweging was.[Nokiapic (C)ois]
De Rotterdamse zangvereniging 'Toonkunst' was in 1870 de allereerste in Nederland die een (verkorte) versie uitvoerde. Pas veel later ontstond het idee dat het aanbeveling verdiende de ongeknipte versie uit te voeren.
De 70-jarige Utrechtse Oratorium Vereniging (UOV) nam de Mattheus dit jaar ook weer op het repertoire. Collega D. zingt op projectbasis bij dit koor en dat was reden voor ons, het voormalige MT om -met speciale gasten- naar Utrecht te gaan. We doen al een aantal jaren een Mattheus.
De UOV is degelijk en niet hip. Hip staat in dit geval voor de term waarmee musici worden aangeduid die op authentieke instrumenten spelen, die dus een 'historically inspired practice' aanhangen. De Bachvereniging is dus erg hip en veel andere ensembles soms wat minder.
Aan de eerste maten van het openingskoraal 'Komt Ihr Töchter' hoor je vaak al de signatuur van de dirigent. Deze Johan van de Camp koos voor een betrekkelijk laag tempo. Dat geeft de muziek meteen iets gedragens, en ik denk dat veel melodielijnen soms wat beter uitkomen in dit lage tempo. Veel zangers op het podium, een mens of 80.
Coro 2, dat van de week bij de Bachvereniging nog maar 4 zangers telde, had hier een tienvoudige bezetting. Dat geeft een grote, gezwollen koorklank die in de galmende akoustiek van een kerk nog versterkt wordt.
Zo te zien legde de dirigent veel nadruk op volume, dat hij met typische gebaren bij koor en orkest leek te regelen. Dat spelen met de klank, soms heel ingehouden zingen, zoals in het koraal na de sterfscene, gaf een mooi dramatisch effect.
De evangelist was adequaat, de andere zangers konden er mee door maar de zangeressen maakten meer indruk. Alt Louise Rijs deed zichtbaar haar best om haar aria's mooi te intoneren. Het duet met Ellen Schuring klonk niet alleen mooi, het zag er ook fraai uit door de aandacht die beide solisten besteedden aan het kleuren van de stemmen. Schuring was indrukwekkend, ze heeft een statige podiumuitstraling en maakte van haar aria's kleine, dramatische hoogtepunten, zeker van 'Aus Liebe'.
Het zijn twee verschillende grootheden, de klassieke, ruimbezette versie in Utrecht en de kleine van de Bachvereniging. Muzikaal wint die laatste dan op punten, maar het mooie van Utrecht is dan weer dat er meer drama, emotie en beweging was.[Nokiapic (C)ois]
woensdag 24 maart 2010
De Mattheus van de Bachvereniging
Iedere dirigent die ooit voor de partituur van de Mattheus Passion (BWV 244) zat om een uitvoering voor te bereiden, zal het wel eens geprobeerd hebben. Zich in gedachten verplaatsen naar Leipzig, naar de Thomaskirche waar Bach op Goede Vrijdag 11 april 1727 voor het eerst zijn Paaspassie uitvoerde. Dat was niet de definitieve versie. Een aantal keren veranderde de componist nog onderdelen van het werk, tot hij het in 1736 goed genoeg vond om er een gekalligrafeerd manuscript van te maken, met de evangelietekst in rode inkt.
Hoe dirigent Jos van Veldhoven -artistiek leider van de Nederlandse Bachvereniging-, die dit jaar de Mattheus Passion dirigeerde, zijn voorbereiding doet, komt enigzins in de buurt van mijn verondersteling. Uit zijn bijdrage aan het boek 'De geheimen van de Mattheus Passion' blijkt dat. 'Ik open de partituur en probeer me dan in gedachten te veplaatsen naar het moment dat het papier nog leeg is en de componist op het punt staat te gaan schrijven. Waarom kiest hij deze maatsoort, waarom deze toonsoort, deze bezetting'
Koor en orkest van de Bachvereniging voeren de Mattheus uiteraard in de weken voor Pasen een paar keer uit in Naarden, maar gelukkig gaan ze ook op tournee. Naast Tilburg, Utrecht en Aardenburg wordt ook Rotterdam aangedaan, en daarom waren we in de Doelen en luisterden we met een volle zaal naar het werk van Bach. Volgens J., die mee was en als jong en eigenwijs valt te typeren, is het een opera. Volgens mij, oud en verstandig natuurlijk, is het een oratorium. Jammer voor mij dat in de zeer informatieve inleiding vóór het concert door Huib Ramaer de term opera letterlijk in zijn eerste zin viel.
In die inleiding zat veel achtergrond bij het werk van Bach, anekdotes over de Nederlandse uitvoeringen sinds 1870 en natuurlijk aandacht voor de eeuwige strijd over de uitvoeringspraktijk. We luisterden nog eens naar het begin van de Mengelberg-uitvoering uit 1939 in Amsterdam en hoorden hoe die zich voortsleepte in een tempo dat we nu als buitengewoon traag ervaren. Dit is een filmpje met die beroemde geluidsopname van 2 april 1939.
Mengelberg was van de katholieke kant, die een romantische, dramatische en gezwollen versie van het werk van Bach voorstond.
Groot contrast met hoe dirigent van Veldhoven het dit jaar aanpakte. De kleine bezetting, dat waren wel al wel gewend van de Bachvereniging, maar nu ook een een a-symmetrische opstelling. Dat was de nieuwigheid van de versie van dit jaar. Musicoloog Daniel Melamed stelt dat die dubbelkorigheid bij Bach helemaal niet bedoeld is voor het stereo-effect, maar dat de Coro (koor en orkest) 1 een heel andere taak en betekenis heeft dan Coro 2. Dat nieuwe inzicht bleek uit de opstelling op het podium, links een groot bezet orkest, de solisten en 8 koorzangers, rechts een koor met per stem slechts een lid en een kleiner orkest.
Bijna frivool was in deze sfeer de bijdrage van het Kampen Boys Choir, dat 6 zangers leverde als 'ripienisten', ondersteunende zangers. Gekleed in rode pijen met daarover een witte superplie (ooit droeg ik die dingen ook nog als koorzanger), traden ze in het openingskoor en het slot van het eerste deel aan.
Bij de Bachvereniging en zeker bij van Veldhoven, gaat het om de muziek en de zeggingskracht daarvan in de religieuze elementen. Daaraan is het theatrale, het drama verre ondergeschikt. En in die opvatting is het niet zo raar dat de bas die de Jesus-partij zingt, ook heel andere rollen doet. De dirigent doet ook niet mee met de gewoonte van veel dirigenten om de stilte na de allerlaatste noten stevig te rekken. De dirigent houdt vaak de spanning even aan, het is oorverdovend stil in de zaal en pas als er een soort ontspanning komt in de houding van de dirigent, komt het applaus. Hoewel ook dat applaus volgens sommigen ongepast is.
Geen mis, geen theater, geen opera en geen opgelegd drama in de Doelen deze week. Wel een érg mooie Bach op authentieke instrumenten, met houten blaasinstrumenten, oude violen en een theorbe voor het ritme. Bijna analytisch, met als grote verdienste dat je alle thema's, motieven, lijnen en contrapunt uitstekend kunt horen. Bach zoals de componist het waarschijnlijk bedoeld heeft.
Vrijdag naar een hele andere uitvoering door de Utrechtse Oratorium Vereniging. Maar wel weer met de muziek van Bach die -excuser le cliché- onder je huid gaat zitten, zo tegen Pasen.
Het boek 'De geheimen van de Matthäus-Passion, ambacht en mystiek van een meesterwerk' bevat artikelen over allerlei aspecten van de Mattheus Passion. Net verschenen bij uitgeverij Balans en de Nederlandse Bachvereniging.
Hoe dirigent Jos van Veldhoven -artistiek leider van de Nederlandse Bachvereniging-, die dit jaar de Mattheus Passion dirigeerde, zijn voorbereiding doet, komt enigzins in de buurt van mijn verondersteling. Uit zijn bijdrage aan het boek 'De geheimen van de Mattheus Passion' blijkt dat. 'Ik open de partituur en probeer me dan in gedachten te veplaatsen naar het moment dat het papier nog leeg is en de componist op het punt staat te gaan schrijven. Waarom kiest hij deze maatsoort, waarom deze toonsoort, deze bezetting'
Koor en orkest van de Bachvereniging voeren de Mattheus uiteraard in de weken voor Pasen een paar keer uit in Naarden, maar gelukkig gaan ze ook op tournee. Naast Tilburg, Utrecht en Aardenburg wordt ook Rotterdam aangedaan, en daarom waren we in de Doelen en luisterden we met een volle zaal naar het werk van Bach. Volgens J., die mee was en als jong en eigenwijs valt te typeren, is het een opera. Volgens mij, oud en verstandig natuurlijk, is het een oratorium. Jammer voor mij dat in de zeer informatieve inleiding vóór het concert door Huib Ramaer de term opera letterlijk in zijn eerste zin viel.
In die inleiding zat veel achtergrond bij het werk van Bach, anekdotes over de Nederlandse uitvoeringen sinds 1870 en natuurlijk aandacht voor de eeuwige strijd over de uitvoeringspraktijk. We luisterden nog eens naar het begin van de Mengelberg-uitvoering uit 1939 in Amsterdam en hoorden hoe die zich voortsleepte in een tempo dat we nu als buitengewoon traag ervaren. Dit is een filmpje met die beroemde geluidsopname van 2 april 1939.
Mengelberg was van de katholieke kant, die een romantische, dramatische en gezwollen versie van het werk van Bach voorstond.
Groot contrast met hoe dirigent van Veldhoven het dit jaar aanpakte. De kleine bezetting, dat waren wel al wel gewend van de Bachvereniging, maar nu ook een een a-symmetrische opstelling. Dat was de nieuwigheid van de versie van dit jaar. Musicoloog Daniel Melamed stelt dat die dubbelkorigheid bij Bach helemaal niet bedoeld is voor het stereo-effect, maar dat de Coro (koor en orkest) 1 een heel andere taak en betekenis heeft dan Coro 2. Dat nieuwe inzicht bleek uit de opstelling op het podium, links een groot bezet orkest, de solisten en 8 koorzangers, rechts een koor met per stem slechts een lid en een kleiner orkest.
Bijna frivool was in deze sfeer de bijdrage van het Kampen Boys Choir, dat 6 zangers leverde als 'ripienisten', ondersteunende zangers. Gekleed in rode pijen met daarover een witte superplie (ooit droeg ik die dingen ook nog als koorzanger), traden ze in het openingskoor en het slot van het eerste deel aan.
Bij de Bachvereniging en zeker bij van Veldhoven, gaat het om de muziek en de zeggingskracht daarvan in de religieuze elementen. Daaraan is het theatrale, het drama verre ondergeschikt. En in die opvatting is het niet zo raar dat de bas die de Jesus-partij zingt, ook heel andere rollen doet. De dirigent doet ook niet mee met de gewoonte van veel dirigenten om de stilte na de allerlaatste noten stevig te rekken. De dirigent houdt vaak de spanning even aan, het is oorverdovend stil in de zaal en pas als er een soort ontspanning komt in de houding van de dirigent, komt het applaus. Hoewel ook dat applaus volgens sommigen ongepast is.
Geen mis, geen theater, geen opera en geen opgelegd drama in de Doelen deze week. Wel een érg mooie Bach op authentieke instrumenten, met houten blaasinstrumenten, oude violen en een theorbe voor het ritme. Bijna analytisch, met als grote verdienste dat je alle thema's, motieven, lijnen en contrapunt uitstekend kunt horen. Bach zoals de componist het waarschijnlijk bedoeld heeft.
Vrijdag naar een hele andere uitvoering door de Utrechtse Oratorium Vereniging. Maar wel weer met de muziek van Bach die -excuser le cliché- onder je huid gaat zitten, zo tegen Pasen.
Het boek 'De geheimen van de Matthäus-Passion, ambacht en mystiek van een meesterwerk' bevat artikelen over allerlei aspecten van de Mattheus Passion. Net verschenen bij uitgeverij Balans en de Nederlandse Bachvereniging.
dinsdag 23 maart 2010
In afwachting van...
Vanavond in De Doelen in Rotterdam, de eerste opvoering van de jaarlijke MP-tour van de Bachvereniging. Ook in Naarden natuurlijk en ook op cd binnenkort.
- Posted using Mobypicture.com
- Posted using Mobypicture.com
zaterdag 20 maart 2010
Gainsbourg, une vie heroique?
Serge Gainsbourg was ongetwijfeld de kleurrijkste en meest spraakmakende tekenaar, zanger, regisseur, componist en acteur van de Franse muziekscene in de jaren '50, '60, '70, '80 en '90.
Nu, 19 jaar na zijn dood, is er de biopic over het leven van Gainsbourg, die zeker nog niet vergeten is in Frankrijk. Om de zoveel jaar komt er wel een tribute op de markt van artiesten die de grote meester van het lied eren met eigen versies van zijn nummers.
De film begint met Gainsbourg die, als kind in de oorlog, eigenwijs naar het stadhuis gaat om als de eerste jood in Parijs een ster te mogen dragen. Hij tekent, maar leert muziek maken en wordt steeds belangrijker als componist voor mensen als Juliette Greco en France Gall, voor wie hij het songfestival-succes 'Poupée de cire' schreef.
De film doet nogal veel moeite om vanuit een soort psychologisch perspectief de ontwikkeling en het leven van Gainsbourg te duiden. Er wordt zelfs een soort alterego opgevoerd, die als een karikatuur van de hoofdrolspeler met hem af en toe in discussie gaat. Gainsbourg was in zijn leven een provocateur van ongekende grootte. Die kant wordt in de film goed belicht.
Het is mooi gemaakt, er is goed nagedacht over de aanpak en de casting is uitstekend gedaan. Waarbij ik op de aftiteling zag dat de acteur die zo'n geloofwaardige imitatie van George Brassens gaf, de regisseur Joann Sfar zelf was.
De belangrijke vrouwen in het leven van Gainsbourg komen uitgebreid in beeld. Juliette Greco, niet zo heel look-a-like neergezet, Jane Birkin, door Lucy Gordon en Brigitte Bardot. Laetitia Casta komt als BB werkelijk de film binnendenderen in de gang van het appartement van Serge Gainsbourg. Ze is een zeer goed gelukte Bardot, die alle zinnelijkheid en raffinement uit de kast trekt in een overdonderende rol.
In '68 en '69 schreef Gainsbourg veel voor Bardot. In al zijn simpelheid vind ik dit liedje bloedstollende mooi, geschreven voor een tv-special die op oudejaarsavond '67 werd uitgezonden. Bardot bezingt het einde van de zomer en dat doet ze prachtig melancholiek:
En toch blijf ik vinden wat ik altijd vond, als ik Gainsbourg met trillende handen, kettingrokend en licht-beneveld in de Franse talkshows voorbij zag komen. Geen leuke man, teveel zuipen, roken en vaag gedoe met dames.
Maar....zijn werk als componist en vooral als zanger, dat in de film wat mij betreft een te kleine rol speelt, is absoluut beeldbepalend in de Franse popmuziek en het chanson. We zien hoe hij 'La Javanaise' maakt voor Greco, hoe hij het naieve meisje France Gall in de maling neemt met zijn lollypop-liedje. De albums waarvoor Gainsbourg naar Nassau ging om met Sly&Robbie op te nemen, met daarop het zeer omstreden 'Aux armes etc', komen uitgebreid in de film aan de orde. De twee platen uit die tijd, met de vette reggaebas van Robby Shakespeare hebben een fantastisch broeierig-geile sfeer.
Acteur Eric Elmosnino brengt een levensechte Gainsbourg tot leven, die met veel Gitanes en Jim Beam al die ingewikkelde afffaires had, maar vooral ook al die prachtige liedjes schreef.
Zijn allermooiste is een lied-over-een-lied-over-een-lied: 'La chanson de Prévert', dat gaat over het chanson 'Les feuilles mortes'. Het zit niet in de film maar is wat mij betreft de mooiste bijdrage van Gainsbourg aan de Franse muziek. Deze versie van Cora Vaucaire staat op een zeer gekoesterde opname van haar optreden in het Theatre de la Ville in Parijs in 1975. Er is geen beeld van dat concert maar het filmpje is bij de audio-opname gemaakt:
Nu, 19 jaar na zijn dood, is er de biopic over het leven van Gainsbourg, die zeker nog niet vergeten is in Frankrijk. Om de zoveel jaar komt er wel een tribute op de markt van artiesten die de grote meester van het lied eren met eigen versies van zijn nummers.
De film begint met Gainsbourg die, als kind in de oorlog, eigenwijs naar het stadhuis gaat om als de eerste jood in Parijs een ster te mogen dragen. Hij tekent, maar leert muziek maken en wordt steeds belangrijker als componist voor mensen als Juliette Greco en France Gall, voor wie hij het songfestival-succes 'Poupée de cire' schreef.
De film doet nogal veel moeite om vanuit een soort psychologisch perspectief de ontwikkeling en het leven van Gainsbourg te duiden. Er wordt zelfs een soort alterego opgevoerd, die als een karikatuur van de hoofdrolspeler met hem af en toe in discussie gaat. Gainsbourg was in zijn leven een provocateur van ongekende grootte. Die kant wordt in de film goed belicht.
Het is mooi gemaakt, er is goed nagedacht over de aanpak en de casting is uitstekend gedaan. Waarbij ik op de aftiteling zag dat de acteur die zo'n geloofwaardige imitatie van George Brassens gaf, de regisseur Joann Sfar zelf was.
De belangrijke vrouwen in het leven van Gainsbourg komen uitgebreid in beeld. Juliette Greco, niet zo heel look-a-like neergezet, Jane Birkin, door Lucy Gordon en Brigitte Bardot. Laetitia Casta komt als BB werkelijk de film binnendenderen in de gang van het appartement van Serge Gainsbourg. Ze is een zeer goed gelukte Bardot, die alle zinnelijkheid en raffinement uit de kast trekt in een overdonderende rol.
In '68 en '69 schreef Gainsbourg veel voor Bardot. In al zijn simpelheid vind ik dit liedje bloedstollende mooi, geschreven voor een tv-special die op oudejaarsavond '67 werd uitgezonden. Bardot bezingt het einde van de zomer en dat doet ze prachtig melancholiek:
En toch blijf ik vinden wat ik altijd vond, als ik Gainsbourg met trillende handen, kettingrokend en licht-beneveld in de Franse talkshows voorbij zag komen. Geen leuke man, teveel zuipen, roken en vaag gedoe met dames.
Maar....zijn werk als componist en vooral als zanger, dat in de film wat mij betreft een te kleine rol speelt, is absoluut beeldbepalend in de Franse popmuziek en het chanson. We zien hoe hij 'La Javanaise' maakt voor Greco, hoe hij het naieve meisje France Gall in de maling neemt met zijn lollypop-liedje. De albums waarvoor Gainsbourg naar Nassau ging om met Sly&Robbie op te nemen, met daarop het zeer omstreden 'Aux armes etc', komen uitgebreid in de film aan de orde. De twee platen uit die tijd, met de vette reggaebas van Robby Shakespeare hebben een fantastisch broeierig-geile sfeer.
Acteur Eric Elmosnino brengt een levensechte Gainsbourg tot leven, die met veel Gitanes en Jim Beam al die ingewikkelde afffaires had, maar vooral ook al die prachtige liedjes schreef.
Zijn allermooiste is een lied-over-een-lied-over-een-lied: 'La chanson de Prévert', dat gaat over het chanson 'Les feuilles mortes'. Het zit niet in de film maar is wat mij betreft de mooiste bijdrage van Gainsbourg aan de Franse muziek. Deze versie van Cora Vaucaire staat op een zeer gekoesterde opname van haar optreden in het Theatre de la Ville in Parijs in 1975. Er is geen beeld van dat concert maar het filmpje is bij de audio-opname gemaakt:
Jazz uit San Francisco: SFJAZZ Collective
De kop boven dit stukje had niet mogen eindigen met 'San Francisco Jazz Collective', of nog erger: 'SF Jazz Collective'. Dat weet ik uit de 'rider' waarop ik de hand wist te leggen bij het concert van -let op- het SFJAZZ Collective. In die 'rider' staan de aanwijzingen voor concert-organisatoren en zaaleigenaren bij het programmeren van de concerten van het collectief. Ook over de schrijfwijze van de naam op affiches staan er gedetailleerde aanwijzingen.
De 8 heren uit San Francisco zijn op tour door Europa en jagen langs een aantal steden. Ze doen 7 landen en 9 steden in 11 dagen. Net klaar met 2 dagen Bimhuis in Amsterdam waren ze een avond in de Rotterdamse Lantaren.
Het collectief - dat zich ook echt als zodanig gedraagt - neemt zijn werk heel serieus. Ieder jaar kiezen ze een held van de moderne jazz in wiens repertoire ze duiken en wiens muziek ze arrangeren. Ik had het graag gehoord, hun aanpak van de muziek van McCoy Tyner, Thelonious Monk of John Coltrane in de afgelopen jaren. Maar mijn kennismaking met het octet werden hun bewerkingen van de muziek van pianist/componist Horace Silver. Horace Silver richtte met Art Blakey de Jazz Messengers op en was een belangrijk componist in wat 'hard-bop' heette. Die stijl vormde de aftakking van de 'bebop', waarbij sterkere invloeden van blues en gospel hoorbaar waren.
Geheel in collectief-stijl hadden alle leden van de band een eigen Silver-compositie onder handen genomen. De arrangementen stonden op de grote lessenaars waarvan de heren hun muziek speelden. Hele lastige, verrassende bewerkingen van bekende Horace Silver-thema's als 'Baghdad Blues', 'Sister Sadie' en 'Lonely woman'. Het mooiste Silver-thema - en het bekendste- is 'Song for my father', hieronder in de originele versie.
Pianist Edward Simon, wiens vader in de zaal zat, maakte er een hoogst ingewikkeld arrangement voor, met een tempo dat voor een leek klonk als 12/8e maat of iets dergelijks. [Nokiapic: (C)ois]
Strakke muziek, met ruimte voor soli en een benadering waarin je de roots van Silver hoorde maar waaraan je ook kon horen dat de tijd er overheen gegaan is.
Uit de 'rider' bleek dat de heren bij het soundchecken de aanwezigheid op prijs stelden van 'raw vegetables, fruit (bananas, apples, oranges and pears), pretzels, and nuts'. Geen grote drinkers kennelijk, met de wensen voor 'both regular and de-caffeinated coffee and tea (herbal and black), bottled spring water (still), bottled unflavored mineral water, assorted fruit juices (including cranberry, orange and apple) and soft drinks, twelve (12) or more bottles of premium beer, red and white wine and clean ice.'
Als je avond aan avond zulke mooie en moeilijke muziek speelt, verdien je dat wel.
De 8 heren uit San Francisco zijn op tour door Europa en jagen langs een aantal steden. Ze doen 7 landen en 9 steden in 11 dagen. Net klaar met 2 dagen Bimhuis in Amsterdam waren ze een avond in de Rotterdamse Lantaren.
Het collectief - dat zich ook echt als zodanig gedraagt - neemt zijn werk heel serieus. Ieder jaar kiezen ze een held van de moderne jazz in wiens repertoire ze duiken en wiens muziek ze arrangeren. Ik had het graag gehoord, hun aanpak van de muziek van McCoy Tyner, Thelonious Monk of John Coltrane in de afgelopen jaren. Maar mijn kennismaking met het octet werden hun bewerkingen van de muziek van pianist/componist Horace Silver. Horace Silver richtte met Art Blakey de Jazz Messengers op en was een belangrijk componist in wat 'hard-bop' heette. Die stijl vormde de aftakking van de 'bebop', waarbij sterkere invloeden van blues en gospel hoorbaar waren.
Geheel in collectief-stijl hadden alle leden van de band een eigen Silver-compositie onder handen genomen. De arrangementen stonden op de grote lessenaars waarvan de heren hun muziek speelden. Hele lastige, verrassende bewerkingen van bekende Horace Silver-thema's als 'Baghdad Blues', 'Sister Sadie' en 'Lonely woman'. Het mooiste Silver-thema - en het bekendste- is 'Song for my father', hieronder in de originele versie.
Pianist Edward Simon, wiens vader in de zaal zat, maakte er een hoogst ingewikkeld arrangement voor, met een tempo dat voor een leek klonk als 12/8e maat of iets dergelijks. [Nokiapic: (C)ois]
Strakke muziek, met ruimte voor soli en een benadering waarin je de roots van Silver hoorde maar waaraan je ook kon horen dat de tijd er overheen gegaan is.
Uit de 'rider' bleek dat de heren bij het soundchecken de aanwezigheid op prijs stelden van 'raw vegetables, fruit (bananas, apples, oranges and pears), pretzels, and nuts'. Geen grote drinkers kennelijk, met de wensen voor 'both regular and de-caffeinated coffee and tea (herbal and black), bottled spring water (still), bottled unflavored mineral water, assorted fruit juices (including cranberry, orange and apple) and soft drinks, twelve (12) or more bottles of premium beer, red and white wine and clean ice.'
Als je avond aan avond zulke mooie en moeilijke muziek speelt, verdien je dat wel.
donderdag 18 maart 2010
De sprookjesopera van Engelbert Humperdinck: Knibbel, knabbel, knuisje
Op enig moment besloot Arnold Dorsey in Engeland dat die naam hem niet zou helpen bij het opbouwen van een zangcarriere. Om onbekende redenen koos hij de naam van een Duitse compinist en zo werd hij Engelbert Humperdinck. De erven van de echte Humperdinck hebben nog getracht die keuze tegen te houden maar dat blijkt niet gelukt te zijn. Gevolg is wel dat veel mensen de naam kennen. De Engelse zanger verkocht zo'n 150 miljoen platen.
De échte, de componist Humperdinck (1854 - 1921) was ook nog dirigent en gaf veel les in zijn leven. Hij werkte een tijd samen met Richard Wagner en doceerde aan conservatoria in veel grote Duitse steden. Hij componeerde rond de 170 werken voor orkest, koorwerken, wat kamermuziek en een aantal opera's. De sprookjesopera 'Hänsel und Gretel' is zijn beroemdste en meest uitgevoerde werk. Het werd na de première in 1893 in Weimar een groot succes in de hele wereld, wat Humperdinck ook financieel onafhankelijk maakte. De première, op 23 december 1893, stond onder leiding van de componist Richard Strauss, niet de eerste de beste.
Met een last-minute kaartje zat ik in de Rotterdamse Schouwburg, in een zaal met de bedoelde samenstelling: zeer oud en veel zeer jong. Niet vol, helaas, en dan is het toch een schrijnend beeld: de bus uit Aachen waarin het koor op en neer reisde, en de Maastrichtse bus die het Limburgs Symfonie Orkest en de solisten vervoerde.
Deze grote productie van Opera Zuid, die zijn thuisbasis heeft in Maastricht, reist door het land voor 12 voorstellingen.
Het is echt opera, deze voorstelling die op een aardige manier aanleunt tegen toneel en musical. De vormgeving is prachtig, met de Ikea-achtige kinderkamer waar Hans en Grietje hun eigen verhaal lezen, het bijna echt eetbare huis van de Knusperhexe en het bos waarin de bomen op raadselachtige wijze van plaats veranderen. De vertaling, die bij dit overbekende verhaal niet zo heel erg nodig is, was een beetje mal. Hans zingt volgens de boventitels 'mijn moeder is depri' en Grietje zegt dat ze zingt 'zoals Beyoncé'. Maar verder is het erg leuk gedaan, decor en licht zijn mooi en het tempo zit er goed in. De muziek, hier en daar gebaseerd op volksmuziek, is niet zo gek makkelijk, een soort Wagner-light. Hoewel ik niet goed weet of het voor jonge kinderen aantrekkelijk is om naar een opera te gaan, is de drempel laag gelegd, zonder concessies aan kwaliteit en artistiek gehalte.
Na de 'Dido' aan het begin van het seizoen in Maastricht was dit de tweede productie van Opera Zuid die me zeer beviel. En met een beetje mazzel lukt het om naar de volgende productie te gaan, Mozarts 'Le nozze di Figaro' met grotendeels dezelfde solisten, zoals Karin Stroobos (hier als de jongen Hänsel), Kim Savelsbergh (Grietje) en zeker ook Mark Omvlee die dan Don Basilio zal zingen en in het sprookje van Grimm de sprookjesachtige rollen van Sandmännchen en Taumännchen fraai neerzette.
[foto's Opera Zuid]
De échte, de componist Humperdinck (1854 - 1921) was ook nog dirigent en gaf veel les in zijn leven. Hij werkte een tijd samen met Richard Wagner en doceerde aan conservatoria in veel grote Duitse steden. Hij componeerde rond de 170 werken voor orkest, koorwerken, wat kamermuziek en een aantal opera's. De sprookjesopera 'Hänsel und Gretel' is zijn beroemdste en meest uitgevoerde werk. Het werd na de première in 1893 in Weimar een groot succes in de hele wereld, wat Humperdinck ook financieel onafhankelijk maakte. De première, op 23 december 1893, stond onder leiding van de componist Richard Strauss, niet de eerste de beste.
Met een last-minute kaartje zat ik in de Rotterdamse Schouwburg, in een zaal met de bedoelde samenstelling: zeer oud en veel zeer jong. Niet vol, helaas, en dan is het toch een schrijnend beeld: de bus uit Aachen waarin het koor op en neer reisde, en de Maastrichtse bus die het Limburgs Symfonie Orkest en de solisten vervoerde.
Deze grote productie van Opera Zuid, die zijn thuisbasis heeft in Maastricht, reist door het land voor 12 voorstellingen.
Het is echt opera, deze voorstelling die op een aardige manier aanleunt tegen toneel en musical. De vormgeving is prachtig, met de Ikea-achtige kinderkamer waar Hans en Grietje hun eigen verhaal lezen, het bijna echt eetbare huis van de Knusperhexe en het bos waarin de bomen op raadselachtige wijze van plaats veranderen. De vertaling, die bij dit overbekende verhaal niet zo heel erg nodig is, was een beetje mal. Hans zingt volgens de boventitels 'mijn moeder is depri' en Grietje zegt dat ze zingt 'zoals Beyoncé'. Maar verder is het erg leuk gedaan, decor en licht zijn mooi en het tempo zit er goed in. De muziek, hier en daar gebaseerd op volksmuziek, is niet zo gek makkelijk, een soort Wagner-light. Hoewel ik niet goed weet of het voor jonge kinderen aantrekkelijk is om naar een opera te gaan, is de drempel laag gelegd, zonder concessies aan kwaliteit en artistiek gehalte.
Na de 'Dido' aan het begin van het seizoen in Maastricht was dit de tweede productie van Opera Zuid die me zeer beviel. En met een beetje mazzel lukt het om naar de volgende productie te gaan, Mozarts 'Le nozze di Figaro' met grotendeels dezelfde solisten, zoals Karin Stroobos (hier als de jongen Hänsel), Kim Savelsbergh (Grietje) en zeker ook Mark Omvlee die dan Don Basilio zal zingen en in het sprookje van Grimm de sprookjesachtige rollen van Sandmännchen en Taumännchen fraai neerzette.
[foto's Opera Zuid]
zondag 14 maart 2010
Jean Ferrat
Oh ja, die stond natuurlijk ook op mijn lijstje van artiesten die ik graag een keer live wil zien. Maar Jean Ferrat leefde al heel lang nogal teruggetrokken, en zong nog nauwelijks.
Hij maakte die plaat, met teksten van Louis Aragon. Die ik voor het eerste hoorde nadat ik hem leende bij de Centrale Discotheek. Op band gezet en veel gedraaid. Later kocht ik de elpee, teksten meelezen. En weer later, in Parijs in de Rue des Ecoles, de cd. Die een stuk beter klonk dan de elpee. Franse persingen, vooral Barclay, waren berucht.De plaat uit 1971 verkocht 2 miljoen exemplaren. Producent Alain Goraguer gooide er wel heel veel galm in, dat zou nu anders gedaan worden. Maar de teksten van Aragon en de muziek van Ferrat zijn buitengewoon mooi. Mijn favoriet is: 'Que serais-je sans toi', hier in een hele oude versie.
Jean ferrat-que serais-je sans toi
Ferrat overleed op 13 maart in Aubenas, hij werd 79 jaar.
Hij maakte die plaat, met teksten van Louis Aragon. Die ik voor het eerste hoorde nadat ik hem leende bij de Centrale Discotheek. Op band gezet en veel gedraaid. Later kocht ik de elpee, teksten meelezen. En weer later, in Parijs in de Rue des Ecoles, de cd. Die een stuk beter klonk dan de elpee. Franse persingen, vooral Barclay, waren berucht.De plaat uit 1971 verkocht 2 miljoen exemplaren. Producent Alain Goraguer gooide er wel heel veel galm in, dat zou nu anders gedaan worden. Maar de teksten van Aragon en de muziek van Ferrat zijn buitengewoon mooi. Mijn favoriet is: 'Que serais-je sans toi', hier in een hele oude versie.
Jean ferrat-que serais-je sans toi
Ferrat overleed op 13 maart in Aubenas, hij werd 79 jaar.
donderdag 4 maart 2010
Chanson op loopafstand - Michel Fugain
Dat je voor het Franse chanson moet reizen, is niet zo heel raar natuurlijk. Al kun je ook zo reizen dat je het chanson vermoedelijk wel tegenkomt. Zo hoorde ik op een warme zomeravond in het openluchttheater, net achter de Boulevard des Anglais in Nice, Gerard Lenorman. Geen Grote Naam van het chanson, maar alleen al zijn liedje 'Michelle' rechtvaardigt zijn plaats in het spectrum van het Franse Lied.
Op een festival in Marseille keek ik met veel plezier naar het wonderlijke duo 'Les Etoiles'.
In Parijs, in L'Olympia, zag ik Julien Clerc, en in Chatelet was ik op de verjaardag van Juliette Greco, twee jaar geleden. Oh ja, en ooit zaten we wat ongemakkelijk in een klein zaaltje van een Parijs Café-Theatre voor een zanger wiens naam ik vergeten ben.
Antwerpen, ook voor JC, en een aantal keer Luik, dat vaak in het tourschema zit van Franse artiesten. Daar zag ik in het Theatre Forum o.a. Maurane, de geweldige Claude Nougaro en twee keer mijn idool Veronique Sanson. [foto (C)ois]
Maar je kon en kan soms gewoon in Nederland blijven. Mijn eerste chanson-concert, ik was een jaar of 17, met de niet zo heel bekende zangeres van het politiek/literiare chanson Francesca Solleville. Een paar jaar later in de Doelen, volstrekt uniek, een van de grote Drie, Leo Ferré.
In Vredenburg-Utrecht, Serge Lama. Julien Clerc in Carré. In de Amsterdamse RAI zag ik een nog beginnende Patricia Kaas en er was een zeldzaam optreden in Maastricht van Nicolas Peyrac.
En toen, zomaar ineens in 2010, stond Michel Fugain in Rotterdam, het nieuwe Luxor. Ruim over de 60 inmiddels. Begonnen tijdens wat in Frankrijk "les annees Yé-Yé" heette: de periode begin jaren '60. Van de platen kennen we de jaren van Michel Fugain et le Big Bazar. Voorstellingen waar je graag heen wilde maar die in Parijs altijd volgeboekt waren. Le Printemps, Attention mesdames et messieurs, Bravo monsieur Le Monde.
Zoveel jaren later, een echte tour-de-chant van Fugain in een vol Luxortheater. Pittig bandje achter hem, een wat eigenwijze mevrouw van de Alliance Francaise voor het ter plekke vertalen van zijn verhalen. Mooie conferences over Fugain's loopbaan. "L'amour, L' amitié, le soleil", daar gaat het volgens hem om in het leven.
Op een bandje Charles Aznavour, en verder veel liedjes. 'Fais comme un oiseau' en natuurlijk 'un Beau romance'. Mooi gezongen, maar zijn grappen eromheen gingen toch vooral over de hypotheek die hij zo makkelijk kon betalen van de opbrengsten ervan. Een briefje dat op iemand op het podium gooide, ging over hoe het nu was met de leden van de Big Bazar. Ook inmiddels ouuuuudddddd, meldde Fugain met enige ironie.
Een tv-reunie van Michel Fugain met Le Big Bazar tijdens een uitzending van Patrick Sabatier in 1989 was een emotioneel weerzien.
Die lichte toon, soms wat zelf-ironie, en een prettig soort nostalgie maakte het een mooie avond. Michel Fugain was prima bij stem, klonk vitaal en energiek en teerde niet op zijn oude roem. Leuke man, die leerde van het leven en lekker doorzong, in goede en slechte tijden.[Nokiapic (C)ois]
Op een festival in Marseille keek ik met veel plezier naar het wonderlijke duo 'Les Etoiles'.
In Parijs, in L'Olympia, zag ik Julien Clerc, en in Chatelet was ik op de verjaardag van Juliette Greco, twee jaar geleden. Oh ja, en ooit zaten we wat ongemakkelijk in een klein zaaltje van een Parijs Café-Theatre voor een zanger wiens naam ik vergeten ben.
Antwerpen, ook voor JC, en een aantal keer Luik, dat vaak in het tourschema zit van Franse artiesten. Daar zag ik in het Theatre Forum o.a. Maurane, de geweldige Claude Nougaro en twee keer mijn idool Veronique Sanson. [foto (C)ois]
Maar je kon en kan soms gewoon in Nederland blijven. Mijn eerste chanson-concert, ik was een jaar of 17, met de niet zo heel bekende zangeres van het politiek/literiare chanson Francesca Solleville. Een paar jaar later in de Doelen, volstrekt uniek, een van de grote Drie, Leo Ferré.
In Vredenburg-Utrecht, Serge Lama. Julien Clerc in Carré. In de Amsterdamse RAI zag ik een nog beginnende Patricia Kaas en er was een zeldzaam optreden in Maastricht van Nicolas Peyrac.
En toen, zomaar ineens in 2010, stond Michel Fugain in Rotterdam, het nieuwe Luxor. Ruim over de 60 inmiddels. Begonnen tijdens wat in Frankrijk "les annees Yé-Yé" heette: de periode begin jaren '60. Van de platen kennen we de jaren van Michel Fugain et le Big Bazar. Voorstellingen waar je graag heen wilde maar die in Parijs altijd volgeboekt waren. Le Printemps, Attention mesdames et messieurs, Bravo monsieur Le Monde.
Zoveel jaren later, een echte tour-de-chant van Fugain in een vol Luxortheater. Pittig bandje achter hem, een wat eigenwijze mevrouw van de Alliance Francaise voor het ter plekke vertalen van zijn verhalen. Mooie conferences over Fugain's loopbaan. "L'amour, L' amitié, le soleil", daar gaat het volgens hem om in het leven.
Op een bandje Charles Aznavour, en verder veel liedjes. 'Fais comme un oiseau' en natuurlijk 'un Beau romance'. Mooi gezongen, maar zijn grappen eromheen gingen toch vooral over de hypotheek die hij zo makkelijk kon betalen van de opbrengsten ervan. Een briefje dat op iemand op het podium gooide, ging over hoe het nu was met de leden van de Big Bazar. Ook inmiddels ouuuuudddddd, meldde Fugain met enige ironie.
Een tv-reunie van Michel Fugain met Le Big Bazar tijdens een uitzending van Patrick Sabatier in 1989 was een emotioneel weerzien.
Die lichte toon, soms wat zelf-ironie, en een prettig soort nostalgie maakte het een mooie avond. Michel Fugain was prima bij stem, klonk vitaal en energiek en teerde niet op zijn oude roem. Leuke man, die leerde van het leven en lekker doorzong, in goede en slechte tijden.[Nokiapic (C)ois]
Abonneren op:
Posts (Atom)