Uit in Amsterdam, altijd lastig. De Rotterdammers speelden in de arena van de muziek, maar de spreekkoren bleven beperkt tot een bescheiden 'bravo'. Het Rotterdamse Kamerorkest - sinds kort heten ze trouwens 'Sinfonia Rotterdam- stond in de Robeco-serie in het Concertgebouw. Dirigent Conrad van Alphen, geboren in Pretoria en sinds zijn 26e in Nederland, werd al behoorlijk enthousiast onthaald en de nadrukkelijke waardering door het publiek bleef de hele avond hangen.
De muziek van Ravel ken ik, maar dit voor strijkorkest bewerkte strijkkwartet had ik nooit bewust gehoord. Ik kan er niet veel slims over zeggen maar de muziek uit die tijd, Ravel, Debussy en anderen, is vaak spannend. Balancerend tussen braaf en gewaagd, impressionistisch en niet erg voorspelbaar. En vanavond dacht ik er soms een vleugje Gershwin in te horen. De vele dames en enkele heren van het Rotterdamse Kamerorkest waren erg op dreef.
Dat waren ze zeker ook in het deel na de pauze, omgeven door meer dan 80 zangers van het Nederlands Concertkoor en met de onvolprezen Johannette Zomer en Thomas Oliemans. Zomer is vooral actief in het Bach-repertoire, leuk om haar ook eens te horen in een werk uit 1893, het Requiem van Fauré. Monumentaal, en toch ook behoorlijk licht en niet erg pompeus.
Het was mooi, het was prachtig.....maar het echte kippenvel had ik een paar uur eerder. In een pauze van de Uitmarkt, op de Dam, hing voor het grote podium een videoscherm waarop oude Toppop-clips draaiden. Er kwam een clip voorbij van Ramses Shaffy, die een dag eerder 76 jaar geworden was. Deze versie van 'Laat me', uit 1978, van een nog jonge, van de energie uit zijn voegen barstende Ramses. Dat hakte erin.
maandag 31 augustus 2009
zaterdag 29 augustus 2009
Festival Oude Muziek 2009
Terwijl in Antwerpen het festival 'Laus Polyphoniae' nog tot zondag doorloopt, begon in Utrecht gisteravond, vrijdag 28 augustus, alweer het festival Oude Muziek. Utrecht programmeert muziek uit een grotere tijdsperiode dan Antwerpen, dat zich alleen richt op de polyfonie van pakweg 1460 - 1600. Het motto van Utrecht dit jaar is: 'Three germans in England: Haendel, Haydn, Mendelssohn and a bit of Purcell' Want Haendel is dit jaar 250 jaar dood, Haydn 200 jaar en Mendelssohn zou 200 worden. En good old Henry Purcell viert met een vermoedelijk geboortejaar van 1659 zijn 350e verjaardag.
Uit de enorme hoeveelheid concerten en andere activiteiten heb ik er een paar gekozen, uiteraard veel Purcell, maar ook Vivaldi, Haydn en Beethoven.
Geen oude muziek zonder beamer en internet
Het wat desolate Vredenburg Leidsche Rijn, tijdelijke muziekgebouw van Utrecht, was de plek waar de festivalopening plaatsvond. Volgens briefjes die overal hingen was het niet gelukt het geplande locatie-optreden van beiaardier Arie Abbenes te realiseren. Zijn reizende beiaard bleek niet transporteerbaar naar de rand van de stad. Het alternatief was erg modern: Arie speelde zijn bewerkingen van Vivaldi's 'Quattro Stagioni' op de beiaard van de Domtoren - zijn vaste plek- en met een internetverbinding zagen we via een webcam op een groot scherm Arie's bijdrage en hoorden we zijn muziek luid en duidelijk in de hal van Vredenburg. Toen het afgelopen was zwaaide Arie even in de camera en zo was de hypermoderne start van het festival een feit.
De openingsvoorstelling viel feitelijk buiten het thema, met Franse en Italiaanse barok, maar je zou als organisatie wel gek zijn als je daarom de spraakmakende voorstelling niet zou programmeren: de Akademie für Alte Musik uit Berlijn, met soliste Midori Seiler en danser/choreograaf Juan Kruz.
Midori laat met zich sollen
De Akademie, die zijn thuishonk heeft in het Berlijnse Radialsystem V, heeft de laatste jaren in samenwerking met het dansgezelschap van Sasha Waltz grensverleggende producties gemaakt. In de 'Dido' van een paar jaar geleden werd gedanst door orkestleden, gezongen door dansers en gespeeld door zangers, met als effect dat het onderscheid tussen de disciplines op het podium niet meer zichtbaar was. Die zoektocht naar vernieuwing door het gechoreografeerde concert leidde dit jaar tot de productie '4 Elements - 4 Seasons'.
In het eerste deel, 'Les Elemens' speelt het orkest de muziek van Franse barokcomponist Jean-Fery Rebel, waarbij Juan Kruz (okay, volledig heet hij: Juan Kruz Diaz de Garaio Esnaola) als solist danst. Ik vond het lastig te volgen, maar dat bleek vooral te komen omdat ik het verhaal niet even vooraf in het programmaboek had gelezen. Met die toelichting snapte ik de expressie wat beter. De voor mij onbekende muziek van Rebel was indringend en erg spannend.
De muziek van deel twee was bekend, zoniet overbekend, want erg vaak gespeeld en gehoord: de 'Concerti Le quattro stagioni opus 8' van Vivaldi.
In dit deel was het orkest ook in de beweging erg actief. In ieder jaargetijde zaten verrassende effecten, en terwijl het orkest een mooie, frisse versie speelde op de authentieke instrumenten, gebeurde er van alles. Als je opschrijft dat de orkestleden soms speelden terwijl ze een appel op hun hoofd lieten balanceren, of met een doekje op het hoofd, dat er groene blaadjes aan de strijkstokken hingen, dan klinkt het algauw naar acrobatiek&aanstellerij. En dat werd het zeker niet. Het was vaak heel verrassend en heel poetisch. Vooral soliste Midori Seiler (haar voornaam betekent 'groen' in het Japans), al jarenlang een van de beroemdste violisten van de concertpodia, kreeg het zwaar te verduren. Stel het je eens voor: je speelt viool, boven je hoofd laat de danser sneeuw dwarrelen en als je een paar maten niet hoeft te spelen grijpt de danser je vast en houdt je even 180 graden gedraaid ondersteboven.
Zo verschenen de jaargetijden in allerlei vormen op het podium. In een voortdurend spannende productie, waarin de normaal gesproken wat onhandige musici actief meebewogen, acteerden en deel uitmaakten van de choreografie.
Een heel enkele keer werd het een beetje oenig, maar vrijwel alles op het podium was doordacht, doorleefd en stijlvol.
En een ensemble dat het aandurft om de conventies van eeuwen lang concert-uitvoeringspraktijk te doorbreken door zichzelf zo ongegeneerd in de strijd te gooien, dat verdient groot respect.
dinsdag 25 augustus 2009
Laus Polyphoniae 2009 - de Cappella Sistina
Er was veel keuze, dit weekend. Letterlijk hier om de hoek werd in de jachthaven het driedaagse 'Midsummer festival' gehouden. Een wat merkwaardige naam voor dit eind augustus te houden feestje. Mijn kapper zit in de organiserende ondernemersvereniging en hij vertelde enthousiast over de kwaliteit van de optredende artiesen, zoals een aantal X-factor-deelnemers, en de RTL4 moppen- en belspel-legende Jeroen Smits. Bad timing dat ik uitgerekend dit weekend ergens anders was.
Lowlands, had me ook leuk geleken, maar om allerlei redenen hoor ik daar niet thuis. Wellicht bewaart de VPRO nog wat van de optredens van o.a. de Arctic Monkeys en discoqueen-op-leeftijd Grace Jones.
Laus Polyphoniae
Bij traditie was ik in Antwerpen, het festival Laus Polyphoniae. Voor de derde keer stapte ik een paar dagen in dit ruim een week durende feestje van oude muziek, zorgvuldige organisatie en diepgravende programmering.
Het kader waarin jaarlijks wordt geprogrammeerd is de periode in de muziek tussen de Middeleeuwen tot aan het ontstaan van de Barok, in jaren de tijd van 1460 - 1600.
Na de muziek van de Hanzesteden uit die periode, die vorig jaar de rode draad vormde, was het nu het muziekleven in en rond de Sixtijnse Kapel. Er was daar -zoals Vlamingen dat zeggen- nood aan muziek voor allerlei soorten diensten, missen en andere gelegenheden, en dat leidde tot een grote productie van muziek, vooral door componisten die ook als zanger werkten aan het pauselijke hof. Een van de sterren uit die tijd, de Vlaamse Josquin Des Prez, werkte enige tijd in Rome. De kans is groot dat een inscriptie met zijn naam, een soort laat-middeleeuwse grafitti, die gevonden is op het zangers-balkon in de Sixtijnse kapel, ook echt door hem is aangebracht.
Terwijl Antwerpen een fraai zomers en druk 'Bollekesfestival' viert, staat op deze zaterdagavond de late zon op het Hendrik Conscienceplein, een kleine, verkeersvrije oase middenin in Antwerpen. Er zijn wat terrassen, maar beeldbepalend is de kerk, van buiten een beetje en van binnen héél erg barok. Honderden bezoekers halen hun kaarten bij de kassa-stand, met het programmaboek. Dat was de laatste jaren een kloeke paperback op A4. Een briljante geest heeft bedacht om het boek dit jaar in het kader van het thema uit te geven als een klein, dik missaaltje, compleet met klassiek leeslintje.
Zoals altijd is het een boek waar letterlijk alles in staat over dit festival. Ik probeer me de stress voor te stellen om al die informatie, van de namen van het bestuur van Laus Polyphoniae tot de letterlijke teksten van alle concerten, binnen de deadline opgenomen en vormgegeven te krijgen.
Artist in Residence
Het festival opent met Philippe Herreweghe en het Collegium Vocale Gent, de artists in residence van dit jaar, in de Sint-Carolus Borromeuskerk. Daar passen ruim 800 mensen in.
Musicologe Sofie Taes geeft een inleiding in een kleine kapel, voorafgaand aan het concert. Ze vertelt hoe de componist van vanavond, Cristobal de Morales, vanuit Sevilla in 1535 werd aangenomen als zanger/componist in de Sixtijnse kapel. Dankzij de diari (dagboeken) uit die tijd weet men dat hij nogal eens terugreisde naar Spanje. Er zijn lijsten gevonden waarop de boetes werden bijgehouden die de zangers kregen als ze verzuimden bij de optredens in de kapel.
Herreweghe weet niet door hoeveel zangers de mis die deze avond wordt gezongen, is geschreven, zo zei hij in een interview in het programmaboek. Die informatie is nog niet gevonden in de archieven. Men gaat ervan uit dat de vaste bezetting van het koor uit 30 zangers bestond, die waarschijnlijk nooit allemaal tegelijk aantraden.
Het koor van deze avond bestaat uit 11 leden, waaronder 2 zangeresssen. Vrouwelijke zang was in de tijd dat deze muziek ontstond uit den boze -afgezien van nonnenkloosters- maar het is een te verdedigen keuze van een dirigent om sopranen in te zetten voor de partijen die vroeger door falsettisten (mannelijke zangers met een nog hogere stem dan wat we nu als counter-tenor kennen) werden gezongen.
Herreweghe beschrijft hoe er in de Barok inmiddels vastgestelde speelwijzen zijn waarop men de uitvoeringspraktijk baseert. Dat is er volstrekt niet voor de polyfonie, en dat maakt het uitvoeren van de muziek altijd een een soort experiment.
De mis (met de vaste onderdelen van kyrie tot agnus dei) is een verklaarbaar veel gebruikt stramien voor de componisten. Ik heb wel een mis of 6 gehoord deze dagen. Bij de tekst van een tussenstuk, de Lamentabatur Jacob, realiseer ik me al meelezend dat het verhaal van Jacob die zijn zonen Benjamin en Josef mist, ook een erg leuke scene vormt in een muziekwerk van geheel andere aard, namelijk 'Joseph and the amazing technicolour dreamcoat'. Ik hou wel van die verrassende links.
Snel na het concert naar Amuz, de tot concertzaal verbouwde Augustijnenkerk uit 1640, vlak achter de Groenplaats. Daar vindt deze zaterdagavond en de zondag erop een aantal concerten in een bijzonder format plaats: in het ritme van het 'officie', de dagelijkse gebedstijden in kerken en kloosters, zullen de heren van Capilla Flamenca en de dames van Psallentes 6 maal optreden, 5 keer een officie-dienst en een keer een mis. Niet zozeer vanuit de bedoeling een echte mis en kerkdienst te simuleren -zo stellen ze tot mijn geruststelling in het programmaboek- maar om de beleving en muzikale rijkdom te benadrukken. Beide ensembles staan in een andere hoek van het gebouw opgesteld, de 8 zangeressen van Psallentes op het podium, de 4 zangers van de Capilla in het achterdeel van de kerk. Spannende afwisseling van eenstemmige gregoriaanse werken door de vrouwenstemmen met polyfone stukken van de mannen. Soms een korte dialoog. Dit eerste deel, de Metten, bestaat onder anderen uit een lied van Dufay, een polyfonist die leefde van 1397 - 1474.
Laat op de avond, tegen twaalven, ga ik terug naar het hotel, want het is in dit ritme weer snel dag. Om half zes de volgende ochtend sta ik alweer buiten, loop over de vogeltjesmarkt. Die begint vroeg, maar op dit tijdstip zijn er zelfs nog nauwelijks marktkooplui aan het opbouwen. Een beetje suf van het vroege tijdstip kijk ik in de Amuz om me heen, hoeveel mensen hebben niet alleen gisteravond maar ook op deze ochtend gekozen erbij te zijn. Er zullen de hele dag steeds zo'n 70 bezoekers zijn, zo blijkt tijdens de dag.
Je kunt af en toe een klein beetje horen dat het vroeg is, en de stemmen nog wat vast zitten. Dit zijn de Lauden, de vroege dienst.
De Vlaamse gastvrijheid biedt niet alleen het concert, maar ook een ontbijt erna. Ik loop om kwart over zeven door een langzaam ontwakend Antwerpen. De Vogeltjesmarkt is nu echt opgebouwd, de kroegen eromheen lopen vol en uit café 'Tafeltje Rond' klinkt happy hardcore. Ieder zijn muziek.
Negen uur, de 'Kleine uren' van de cyclus, beginnen. Gregoriaans, met weer een lied van Dufay. De tijd vliegt om, de koren zingen om en om met grote concentratie.
Om 12 uur is er een concert in de vorm van een mis, samengesteld uit onderdelen van verschillende bron, waarvan de componist niet altijd bekend is. Het motto is: 'Missa de Beata virgine Maria'. De naam Maria zal dezer dagen vaak vallen.
De Vespers, om 3 uur, er onstaat een lichte vermoeidheid bij publiek en zangers. Het schema biedt niet veel ruimte voor rust. Er klinkt een Magnificat, een veel gebruikte basis voor een compositie in die periode.
De Completen, om 6 uur zijn de afronding van deze cyclus. De antifonen, in gregoriaans en het Salve Regina galmen door de Amuz. Het publiek klapt na afloop voor de zangers, maar ook een beetje voor zichzelf. De leden van de koren krijgen een bloem en de dame die de bloemen overhandigt geeft ieder ook een voorzichtige zoen. Het blijkt een gewoonte die bij de andere concerten zal terugkeren. Eénmaal maakt een schalkse Italiaanse geilaard, een lid van Cantar Lontano, misbruik van de situatie door met de dame in drie zoenen all the way te gaan.
Dat koor, Cantar Lontano, zingt die avond in de Sint-Jacobskerk. Er is enige tijd geleden een mis ontdekt uit 1550 van een componist uit de Lage Landen, Ghiselin Danckerts. Het is moeilijke muziek, hij zit vol versieringen die als een soort improvisaties boven de basis van de 'cantus firmus' zweven. Dirigent en zangers maken zorgvuldig gebruik van de lange nagalmtijd in deze kerk, een seconde of 5 á 6. Die secondes klinken ook prachtig.
Elzenveld
Het festival heeft veel activiteiten om de concerten heen. Er zijn lezingen, colloquia en workshops voor jonge musici. Voor kinderen is er een speciaal programma 'Op bezoek bij de paus'. Het Centrum Elzenveld, het oude gasthuis uit de 13e eeuw middenin Antwerpen, vormt de locatie voor al die activiteiten.
In Elzenveld vindt ook de cursus 'Polyfonie voor dummies' plaats. Ik wilde graag meer weten, uitgebreider ook dan de concertinleidingen. Met zo'n 50 andere deelnemers volg ik twee dagen de lessen, met veel muziekfragmenten, door musicoloog Simon van Damme. Die blijkt een wonder van kennis, presentatie en enthousiasme te zijn en prima in staat de musicologische achtergronden van de muziek te belichten voor leken, dummies zo u wilt. Hij kan het allemaal uitleggen, maar ook voorzingen, voor-dirigeren en ware het nodig geweest dan had er wellicht zelfs wel een dansje in gezeten. En dat allemaal in een fraai soort, bijna poetisch Nederlands dat we hier ten noorden van de nog altijd ondiepe Schelde weinig gebruiken. In de fragmenten die van Damme uit zijn laptop tovert horen we de gelaagdheid van de partijen, de gestapelde meerstemmigheid, de zangtechnieken en muzikale basisopvattingen uit de tijd van de polyfonie. Hij legt op een vraag uit het publiek uit dat de hoge stemmen niet door castraten werden gezongen, zoals je zou verwachten.'Daar kwam geen knipwerk aan te pas, door met name het andere voedingspatroon uit die tijd kregen jongens pas later een stembreuk.'
De cursus geeft een fraaie bodem onder het luisteren naar al die muziek dezer dagen.
De stukken die Cappella Pratensis zingt op het maandagmiddagconcert komen uit een bijzondere bron: de Medici-codex. Daarin zijn muzikale topstukken uit het begin van de 16e eeuw opgenomen.
In de trein uit Antwerpen galmt het nog na in mijn hoofd. Muziek van 5 eeuwen oud, bewaard in oude boeken en fraai tot leven gebracht op Laus Polyphoniae.
Lowlands, had me ook leuk geleken, maar om allerlei redenen hoor ik daar niet thuis. Wellicht bewaart de VPRO nog wat van de optredens van o.a. de Arctic Monkeys en discoqueen-op-leeftijd Grace Jones.
Laus Polyphoniae
Bij traditie was ik in Antwerpen, het festival Laus Polyphoniae. Voor de derde keer stapte ik een paar dagen in dit ruim een week durende feestje van oude muziek, zorgvuldige organisatie en diepgravende programmering.
Het kader waarin jaarlijks wordt geprogrammeerd is de periode in de muziek tussen de Middeleeuwen tot aan het ontstaan van de Barok, in jaren de tijd van 1460 - 1600.
Na de muziek van de Hanzesteden uit die periode, die vorig jaar de rode draad vormde, was het nu het muziekleven in en rond de Sixtijnse Kapel. Er was daar -zoals Vlamingen dat zeggen- nood aan muziek voor allerlei soorten diensten, missen en andere gelegenheden, en dat leidde tot een grote productie van muziek, vooral door componisten die ook als zanger werkten aan het pauselijke hof. Een van de sterren uit die tijd, de Vlaamse Josquin Des Prez, werkte enige tijd in Rome. De kans is groot dat een inscriptie met zijn naam, een soort laat-middeleeuwse grafitti, die gevonden is op het zangers-balkon in de Sixtijnse kapel, ook echt door hem is aangebracht.
Terwijl Antwerpen een fraai zomers en druk 'Bollekesfestival' viert, staat op deze zaterdagavond de late zon op het Hendrik Conscienceplein, een kleine, verkeersvrije oase middenin in Antwerpen. Er zijn wat terrassen, maar beeldbepalend is de kerk, van buiten een beetje en van binnen héél erg barok. Honderden bezoekers halen hun kaarten bij de kassa-stand, met het programmaboek. Dat was de laatste jaren een kloeke paperback op A4. Een briljante geest heeft bedacht om het boek dit jaar in het kader van het thema uit te geven als een klein, dik missaaltje, compleet met klassiek leeslintje.
Zoals altijd is het een boek waar letterlijk alles in staat over dit festival. Ik probeer me de stress voor te stellen om al die informatie, van de namen van het bestuur van Laus Polyphoniae tot de letterlijke teksten van alle concerten, binnen de deadline opgenomen en vormgegeven te krijgen.
Artist in Residence
Het festival opent met Philippe Herreweghe en het Collegium Vocale Gent, de artists in residence van dit jaar, in de Sint-Carolus Borromeuskerk. Daar passen ruim 800 mensen in.
Musicologe Sofie Taes geeft een inleiding in een kleine kapel, voorafgaand aan het concert. Ze vertelt hoe de componist van vanavond, Cristobal de Morales, vanuit Sevilla in 1535 werd aangenomen als zanger/componist in de Sixtijnse kapel. Dankzij de diari (dagboeken) uit die tijd weet men dat hij nogal eens terugreisde naar Spanje. Er zijn lijsten gevonden waarop de boetes werden bijgehouden die de zangers kregen als ze verzuimden bij de optredens in de kapel.
Herreweghe weet niet door hoeveel zangers de mis die deze avond wordt gezongen, is geschreven, zo zei hij in een interview in het programmaboek. Die informatie is nog niet gevonden in de archieven. Men gaat ervan uit dat de vaste bezetting van het koor uit 30 zangers bestond, die waarschijnlijk nooit allemaal tegelijk aantraden.
Het koor van deze avond bestaat uit 11 leden, waaronder 2 zangeresssen. Vrouwelijke zang was in de tijd dat deze muziek ontstond uit den boze -afgezien van nonnenkloosters- maar het is een te verdedigen keuze van een dirigent om sopranen in te zetten voor de partijen die vroeger door falsettisten (mannelijke zangers met een nog hogere stem dan wat we nu als counter-tenor kennen) werden gezongen.
Herreweghe beschrijft hoe er in de Barok inmiddels vastgestelde speelwijzen zijn waarop men de uitvoeringspraktijk baseert. Dat is er volstrekt niet voor de polyfonie, en dat maakt het uitvoeren van de muziek altijd een een soort experiment.
De mis (met de vaste onderdelen van kyrie tot agnus dei) is een verklaarbaar veel gebruikt stramien voor de componisten. Ik heb wel een mis of 6 gehoord deze dagen. Bij de tekst van een tussenstuk, de Lamentabatur Jacob, realiseer ik me al meelezend dat het verhaal van Jacob die zijn zonen Benjamin en Josef mist, ook een erg leuke scene vormt in een muziekwerk van geheel andere aard, namelijk 'Joseph and the amazing technicolour dreamcoat'. Ik hou wel van die verrassende links.
Snel na het concert naar Amuz, de tot concertzaal verbouwde Augustijnenkerk uit 1640, vlak achter de Groenplaats. Daar vindt deze zaterdagavond en de zondag erop een aantal concerten in een bijzonder format plaats: in het ritme van het 'officie', de dagelijkse gebedstijden in kerken en kloosters, zullen de heren van Capilla Flamenca en de dames van Psallentes 6 maal optreden, 5 keer een officie-dienst en een keer een mis. Niet zozeer vanuit de bedoeling een echte mis en kerkdienst te simuleren -zo stellen ze tot mijn geruststelling in het programmaboek- maar om de beleving en muzikale rijkdom te benadrukken. Beide ensembles staan in een andere hoek van het gebouw opgesteld, de 8 zangeressen van Psallentes op het podium, de 4 zangers van de Capilla in het achterdeel van de kerk. Spannende afwisseling van eenstemmige gregoriaanse werken door de vrouwenstemmen met polyfone stukken van de mannen. Soms een korte dialoog. Dit eerste deel, de Metten, bestaat onder anderen uit een lied van Dufay, een polyfonist die leefde van 1397 - 1474.
Laat op de avond, tegen twaalven, ga ik terug naar het hotel, want het is in dit ritme weer snel dag. Om half zes de volgende ochtend sta ik alweer buiten, loop over de vogeltjesmarkt. Die begint vroeg, maar op dit tijdstip zijn er zelfs nog nauwelijks marktkooplui aan het opbouwen. Een beetje suf van het vroege tijdstip kijk ik in de Amuz om me heen, hoeveel mensen hebben niet alleen gisteravond maar ook op deze ochtend gekozen erbij te zijn. Er zullen de hele dag steeds zo'n 70 bezoekers zijn, zo blijkt tijdens de dag.
Je kunt af en toe een klein beetje horen dat het vroeg is, en de stemmen nog wat vast zitten. Dit zijn de Lauden, de vroege dienst.
De Vlaamse gastvrijheid biedt niet alleen het concert, maar ook een ontbijt erna. Ik loop om kwart over zeven door een langzaam ontwakend Antwerpen. De Vogeltjesmarkt is nu echt opgebouwd, de kroegen eromheen lopen vol en uit café 'Tafeltje Rond' klinkt happy hardcore. Ieder zijn muziek.
Negen uur, de 'Kleine uren' van de cyclus, beginnen. Gregoriaans, met weer een lied van Dufay. De tijd vliegt om, de koren zingen om en om met grote concentratie.
Om 12 uur is er een concert in de vorm van een mis, samengesteld uit onderdelen van verschillende bron, waarvan de componist niet altijd bekend is. Het motto is: 'Missa de Beata virgine Maria'. De naam Maria zal dezer dagen vaak vallen.
De Vespers, om 3 uur, er onstaat een lichte vermoeidheid bij publiek en zangers. Het schema biedt niet veel ruimte voor rust. Er klinkt een Magnificat, een veel gebruikte basis voor een compositie in die periode.
De Completen, om 6 uur zijn de afronding van deze cyclus. De antifonen, in gregoriaans en het Salve Regina galmen door de Amuz. Het publiek klapt na afloop voor de zangers, maar ook een beetje voor zichzelf. De leden van de koren krijgen een bloem en de dame die de bloemen overhandigt geeft ieder ook een voorzichtige zoen. Het blijkt een gewoonte die bij de andere concerten zal terugkeren. Eénmaal maakt een schalkse Italiaanse geilaard, een lid van Cantar Lontano, misbruik van de situatie door met de dame in drie zoenen all the way te gaan.
Dat koor, Cantar Lontano, zingt die avond in de Sint-Jacobskerk. Er is enige tijd geleden een mis ontdekt uit 1550 van een componist uit de Lage Landen, Ghiselin Danckerts. Het is moeilijke muziek, hij zit vol versieringen die als een soort improvisaties boven de basis van de 'cantus firmus' zweven. Dirigent en zangers maken zorgvuldig gebruik van de lange nagalmtijd in deze kerk, een seconde of 5 á 6. Die secondes klinken ook prachtig.
Elzenveld
Het festival heeft veel activiteiten om de concerten heen. Er zijn lezingen, colloquia en workshops voor jonge musici. Voor kinderen is er een speciaal programma 'Op bezoek bij de paus'. Het Centrum Elzenveld, het oude gasthuis uit de 13e eeuw middenin Antwerpen, vormt de locatie voor al die activiteiten.
In Elzenveld vindt ook de cursus 'Polyfonie voor dummies' plaats. Ik wilde graag meer weten, uitgebreider ook dan de concertinleidingen. Met zo'n 50 andere deelnemers volg ik twee dagen de lessen, met veel muziekfragmenten, door musicoloog Simon van Damme. Die blijkt een wonder van kennis, presentatie en enthousiasme te zijn en prima in staat de musicologische achtergronden van de muziek te belichten voor leken, dummies zo u wilt. Hij kan het allemaal uitleggen, maar ook voorzingen, voor-dirigeren en ware het nodig geweest dan had er wellicht zelfs wel een dansje in gezeten. En dat allemaal in een fraai soort, bijna poetisch Nederlands dat we hier ten noorden van de nog altijd ondiepe Schelde weinig gebruiken. In de fragmenten die van Damme uit zijn laptop tovert horen we de gelaagdheid van de partijen, de gestapelde meerstemmigheid, de zangtechnieken en muzikale basisopvattingen uit de tijd van de polyfonie. Hij legt op een vraag uit het publiek uit dat de hoge stemmen niet door castraten werden gezongen, zoals je zou verwachten.'Daar kwam geen knipwerk aan te pas, door met name het andere voedingspatroon uit die tijd kregen jongens pas later een stembreuk.'
De cursus geeft een fraaie bodem onder het luisteren naar al die muziek dezer dagen.
De stukken die Cappella Pratensis zingt op het maandagmiddagconcert komen uit een bijzondere bron: de Medici-codex. Daarin zijn muzikale topstukken uit het begin van de 16e eeuw opgenomen.
In de trein uit Antwerpen galmt het nog na in mijn hoofd. Muziek van 5 eeuwen oud, bewaard in oude boeken en fraai tot leven gebracht op Laus Polyphoniae.
maandag 17 augustus 2009
Jubels en melancholie
Het zal wel zo ongeveer de tiende keer geweest zijn, dat ik een uitvoering zag van Dido & Aeneas, de opera van Henry Purcell. Mijn eerste was een productie van de operaklas van het Maastrichtse Conservatorium, lang geleden. Ook mooi, maar merkwaardig was die in de St. Janskerk in Maastricht. Met name door de uitgebreide inleiding van de dirigent van het Duitse gezelschap over de gezondheidstoestand van de zangeres die Dido deed. Ze had blaasontsteking, zo meldde de dirigent weinig discreet, en het zou dus kunnen dat ze tijdens de uitvoering af en toe het podium zou moeten verlaten. Maar dan kwam ze weer terug, zo stelde hij ons gerust.
En dat deed ze ook. Sterker nog, ze timede haar afwezigheden zo dat die vielen op momenten dat ze zelf niet aan de beurt was.
Ook gedenkwaardig, maar dan vooral muzikaal, was de versie die tijdens het Holland Festival Oude Muziek in Utrecht ging, ergens in de jaren '90. Daar speelde -om het zo maar te zeggen- de wereldtop in de vorm van het Franse ensemble Les Arts Florissants o.l.v. William Christie. Binnenkort zijn dirigent en orkest in Amsterdam voor een geënsceneerde Dido. Nog geen kaarten kunnen kopen, uitverkocht, dus er is een list nodig.
Deze avond stond Opera Fuoco in het Amsterdamse Concertgebouw, voor twee werken van Henry Purcell.
Opera Fuoco bestaat sinds 2003 en werd opgericht door twee Amerikanen, David Stern en Jay Bernfeld. Ze werken met een orkest, dat op authentieke instrumenten speelt en koor en solisten. Allemaal nogal jong maar -zoals uit de bio's van de solisten bleek-met de nodige ervaring op de concertpodia en in opnamestudio's.
Voor de pauze was er Purcell's muziek bij het toneelstuk Amphitryon van John Dryden. Naast de kleine semi-opera's schreef Purcell ook voor toneel, dat in die tijd met muziek werd aangevuld.
Na de pauze was er Dido & Aeneas, met een libretto van Nahum Tate. De oudste overgebleven partituur dateert van ruim honderd jaar na de eerste opvoering van de opera, vermoedelijk in 1689.
Als je muziek al vaak heb gehoord, kun je meestal aan de eerste maten al horen wat de signatuur van de dirigent is. In dit geval was de ouverture licht, lekker snel, met een opvallend legato waar de meeste dirigenten juist nogal afgemeten tempi kiezen. Hier klonk het geluid van Purcell zoals ik dat graag hoor: jubel en melancholie. Opgetogen, snel, alert en letterlijk geaffecteerd. Ik leerde ooit in een cursus 'oude muziek' dat het affect een belangrijk stijlkenmerk is van de barok. In alle muziek klonk deze avond de balans door tussen techniek en kwaliteit enerzijds en expressie en speelplezier aan de andere kant. De toon is bij Purcell vaak jubelend maar met een melacholieke onderlaag, en die combinatie produceerde Opera Fuoco met gemak.
Het vlotte, jonge gezelschap bracht de muziek met een losjes gecontroleerde speelsheid die buitengewoon prettig was om te horen en te zien.
Muziek van Purcell klinkt bij orkesten die ook veel Bach spelen (Bach werd geboren tijdens de glorietijd van Purcell, overigens ver weg in Engeland) soms nogal zwaar en nadrukkelijk. De Franse componist Lully was een inspiratie voor Purcell met zijn 'tragédies en musique', en dat leek door te klinken in deze uitvoering.
Voor mij geen bekende namen in de bezetting, dus ik genoot onbevooroordeeld van Ann Hallenberg, die als Zweedse mezzo een fraaie, statige Dido zong. De bariton Thomas Dolié, in zijn geboorteland Frankrijk gelauwerd met o.a. de Victoire de la Musique in 2008, was een niet helemaal overtuigende Aeneas. De prins van het verwoeste Troje is meestal een wat meer viriele rol dan deze keurige jongeman kon neerzetten. Magid El-Busra, de countertenor die geboren werd in Soedan maar studeerde in Oxford, had een kleine maar erg fraaie bijdrage als de tovenares in het verhaal. Zij zorgt er voor dat Dido en Aeneas uit elkaar worden gedreven met hulp van de goden.
Het eindigt dus dramatisch, het loopt niet goed af voor Dido, en zo zingt het koor na de aria van Dido 'With drooping wings ye cupids come'.
Dirigent David Stern hield de stilte daarna lekker lang aan. En toen barstte het applaus van het Robeco-zomerseriepubliek los.
En dat deed ze ook. Sterker nog, ze timede haar afwezigheden zo dat die vielen op momenten dat ze zelf niet aan de beurt was.
Ook gedenkwaardig, maar dan vooral muzikaal, was de versie die tijdens het Holland Festival Oude Muziek in Utrecht ging, ergens in de jaren '90. Daar speelde -om het zo maar te zeggen- de wereldtop in de vorm van het Franse ensemble Les Arts Florissants o.l.v. William Christie. Binnenkort zijn dirigent en orkest in Amsterdam voor een geënsceneerde Dido. Nog geen kaarten kunnen kopen, uitverkocht, dus er is een list nodig.
Deze avond stond Opera Fuoco in het Amsterdamse Concertgebouw, voor twee werken van Henry Purcell.
Opera Fuoco bestaat sinds 2003 en werd opgericht door twee Amerikanen, David Stern en Jay Bernfeld. Ze werken met een orkest, dat op authentieke instrumenten speelt en koor en solisten. Allemaal nogal jong maar -zoals uit de bio's van de solisten bleek-met de nodige ervaring op de concertpodia en in opnamestudio's.
Voor de pauze was er Purcell's muziek bij het toneelstuk Amphitryon van John Dryden. Naast de kleine semi-opera's schreef Purcell ook voor toneel, dat in die tijd met muziek werd aangevuld.
Na de pauze was er Dido & Aeneas, met een libretto van Nahum Tate. De oudste overgebleven partituur dateert van ruim honderd jaar na de eerste opvoering van de opera, vermoedelijk in 1689.
Als je muziek al vaak heb gehoord, kun je meestal aan de eerste maten al horen wat de signatuur van de dirigent is. In dit geval was de ouverture licht, lekker snel, met een opvallend legato waar de meeste dirigenten juist nogal afgemeten tempi kiezen. Hier klonk het geluid van Purcell zoals ik dat graag hoor: jubel en melancholie. Opgetogen, snel, alert en letterlijk geaffecteerd. Ik leerde ooit in een cursus 'oude muziek' dat het affect een belangrijk stijlkenmerk is van de barok. In alle muziek klonk deze avond de balans door tussen techniek en kwaliteit enerzijds en expressie en speelplezier aan de andere kant. De toon is bij Purcell vaak jubelend maar met een melacholieke onderlaag, en die combinatie produceerde Opera Fuoco met gemak.
Het vlotte, jonge gezelschap bracht de muziek met een losjes gecontroleerde speelsheid die buitengewoon prettig was om te horen en te zien.
Muziek van Purcell klinkt bij orkesten die ook veel Bach spelen (Bach werd geboren tijdens de glorietijd van Purcell, overigens ver weg in Engeland) soms nogal zwaar en nadrukkelijk. De Franse componist Lully was een inspiratie voor Purcell met zijn 'tragédies en musique', en dat leek door te klinken in deze uitvoering.
Voor mij geen bekende namen in de bezetting, dus ik genoot onbevooroordeeld van Ann Hallenberg, die als Zweedse mezzo een fraaie, statige Dido zong. De bariton Thomas Dolié, in zijn geboorteland Frankrijk gelauwerd met o.a. de Victoire de la Musique in 2008, was een niet helemaal overtuigende Aeneas. De prins van het verwoeste Troje is meestal een wat meer viriele rol dan deze keurige jongeman kon neerzetten. Magid El-Busra, de countertenor die geboren werd in Soedan maar studeerde in Oxford, had een kleine maar erg fraaie bijdrage als de tovenares in het verhaal. Zij zorgt er voor dat Dido en Aeneas uit elkaar worden gedreven met hulp van de goden.
Het eindigt dus dramatisch, het loopt niet goed af voor Dido, en zo zingt het koor na de aria van Dido 'With drooping wings ye cupids come'.
Dirigent David Stern hield de stilte daarna lekker lang aan. En toen barstte het applaus van het Robeco-zomerseriepubliek los.
woensdag 12 augustus 2009
Is er al een zomerhit?
Zou er een relatie zijn tussen de kwaliteit van de zomer (in termen van 30 graden en een of twee hittegolfjes) en de heftigheid van de zomerhit van een bepaald jaar? Het hoort wel bij elkaar, puffend van de hitte in de stad of aan zee, en dan met de transistor (vroeger), of de mp3 speler danwel gsm met radio. Bandjes of mp3-playlists met de soundtrack van de zomer.'Summer in the city' voor de urbane variant, veel covers van gemaakt, die van Joe Cocker hoor je veel, maar het origineel van de Lovin' Spoonful is toch ook wel erg mooi.
Mijn hele vroege herinneringen zijn aan 'Summer Holiday' van Clif Richard (die dit najaar in Ahoy staat met de Shadows) en 'White Rabbit' van Jefferson Airplane.
In de jaren '70 en '80 zijn het voor mij vooral de Franse tubes d'été, zoals het wat obscure 'Soleil' van Jean-Claude Oki (als singletje gevonden in Avignon) en de ultieme Franse zomerhit 'Rockcollection' van Laurent Voulzy. Die klonk ooit -niet geheel parallel- uit 3 jukeboxen op de terassen aan de haven van Monte Carlo. Ook een erge jukebox-hit, en misschien ook wel aan de zomer te koppelen: 'Alexandrie, Alexandra' van Claude Francois. Van dat nummer vond ik een tv-clipje uit '78 dat mooi laat zien welke choreografische edelkitsch de optredens van Claude Francois waren, omgeven door zijn Clodettes.
Met terugwerkende kracht is bijna alles van de Isley Brothers geschikt als zomerhit. En dan waren er natuurlijk de novelty-hitjes als 'Cocaine' van Dillinger en het gruwelijke 'Dragosta Din Tei' van O-zone in 2004.
Volgens de hitlijsten is Jan Smit met Damaru de grote winnaar in 2009.
Lilly Allen knalde misschien iets te vroeg met 'Fuck You', dat ik op de Franse radio hoorde in een versie waarbij het woord 'fuck' op mysterieuze wijze ontbreekt in het refrein. Deze Franse video is bijna het tegenovergestelde: de lezers van de website Gayclic.com maakten een collectieve versie van de speciale versie van de Lilly Allen-hit. Pitbull, met 'I know you want me', gaat wel snel vervelen. En ook veel gehoord: Diggy dex ft. Eva de Roovere, een geestige mix van Vlaamse licht-erotische geitenwol en hiphop.
Net uit, als voorloper van zijn album, heeft Waylon met 'Wicked Way' een vette nazomerhit te pakken, denk ik. Zijn album komt eind augustus uit op Motown. Dat verhaal hebben we uitgebreid in alle talkshows mogen horen, de laatste weken. De clip is gedraaid in de buurt van de Parijse Opera, waarbij we Waylon in zijn cabrio onder andere de winkel van het klassieke muzieklabel Harmonia Mundi op de Avenue de l'Opéra zien passeren. De hit is vet, de clip wat erg vettig, maar het maakt allemaal wel nieuwsgierig naar het album.
Maar de echte zomerhit, wat mij betreft dan, is pas laat gelanceerd. Het nummer was op maandag 3 augustus, om half 8 's avonds, voor het eerst te horen op BBC Radio 1. Voorproefje van de nieuwe album The Resistance, dat op 14 septmeber uitkomt. Jawel, Muse, die zwaar op tournee gaan dit najaar, en daarbij ook Ahoy Rotterdam, het Sportpaleis Antwerpen en Bercy in Parijs aandoen.
Inmiddels zijn er wat clips, waarvan dit er een is. Ze worden nogal eens door 'rechthebbenden' van Youtube gegooid.
Mijn hele vroege herinneringen zijn aan 'Summer Holiday' van Clif Richard (die dit najaar in Ahoy staat met de Shadows) en 'White Rabbit' van Jefferson Airplane.
In de jaren '70 en '80 zijn het voor mij vooral de Franse tubes d'été, zoals het wat obscure 'Soleil' van Jean-Claude Oki (als singletje gevonden in Avignon) en de ultieme Franse zomerhit 'Rockcollection' van Laurent Voulzy. Die klonk ooit -niet geheel parallel- uit 3 jukeboxen op de terassen aan de haven van Monte Carlo. Ook een erge jukebox-hit, en misschien ook wel aan de zomer te koppelen: 'Alexandrie, Alexandra' van Claude Francois. Van dat nummer vond ik een tv-clipje uit '78 dat mooi laat zien welke choreografische edelkitsch de optredens van Claude Francois waren, omgeven door zijn Clodettes.
Met terugwerkende kracht is bijna alles van de Isley Brothers geschikt als zomerhit. En dan waren er natuurlijk de novelty-hitjes als 'Cocaine' van Dillinger en het gruwelijke 'Dragosta Din Tei' van O-zone in 2004.
Volgens de hitlijsten is Jan Smit met Damaru de grote winnaar in 2009.
Lilly Allen knalde misschien iets te vroeg met 'Fuck You', dat ik op de Franse radio hoorde in een versie waarbij het woord 'fuck' op mysterieuze wijze ontbreekt in het refrein. Deze Franse video is bijna het tegenovergestelde: de lezers van de website Gayclic.com maakten een collectieve versie van de speciale versie van de Lilly Allen-hit. Pitbull, met 'I know you want me', gaat wel snel vervelen. En ook veel gehoord: Diggy dex ft. Eva de Roovere, een geestige mix van Vlaamse licht-erotische geitenwol en hiphop.
Net uit, als voorloper van zijn album, heeft Waylon met 'Wicked Way' een vette nazomerhit te pakken, denk ik. Zijn album komt eind augustus uit op Motown. Dat verhaal hebben we uitgebreid in alle talkshows mogen horen, de laatste weken. De clip is gedraaid in de buurt van de Parijse Opera, waarbij we Waylon in zijn cabrio onder andere de winkel van het klassieke muzieklabel Harmonia Mundi op de Avenue de l'Opéra zien passeren. De hit is vet, de clip wat erg vettig, maar het maakt allemaal wel nieuwsgierig naar het album.
Maar de echte zomerhit, wat mij betreft dan, is pas laat gelanceerd. Het nummer was op maandag 3 augustus, om half 8 's avonds, voor het eerst te horen op BBC Radio 1. Voorproefje van de nieuwe album The Resistance, dat op 14 septmeber uitkomt. Jawel, Muse, die zwaar op tournee gaan dit najaar, en daarbij ook Ahoy Rotterdam, het Sportpaleis Antwerpen en Bercy in Parijs aandoen.
Inmiddels zijn er wat clips, waarvan dit er een is. Ze worden nogal eens door 'rechthebbenden' van Youtube gegooid.
woensdag 5 augustus 2009
Dertig graden in Haarlem
Niet vaak geweest, en meestal met een saaie reden. Goed idee dus van K. om onze museum- en bijpraatafspraak in Haarlem te plannen. Het was rond de dertig graden, maar dan blijken musea koel en rustig, en de terassen op de Grote Markt waren niet te vol.
We begonnen in de Vishal, waar werk hing van Nederlandse kunstenaars. Hen was gevraagd werk in te zenden dat gebaseerd was op de schilderijen van Geertgen tot Sint-Jans, grondlegger van de Noord-Nederlandsche schilderkunst in de 15e eeuw. Er hing een interessant abstract werk van Gijs Frieling, een kunststof object van Lisa Couwenbergh en een foto van Cees Krijnen. Aloude thema's in nieuwe vorm gegoten.
Het Frans Halsmuseum, vaak over gehoord en oh schande nog nooit binnen geweest. Het bleek gehuisvest in het voormalig Oudemannenhuis, dat op een paar maanden na, vier eeuwen geleden in gebruik werd genomen. Mannen moesten, zo blijkt uit de bewaard gebleven regels, 60 jaar oud zijn, in Haarlem wonen, alleenstaand zijn en een eerlijk leven geleid hebben. Ze dienden zelf een bed, een stoel en o.a. 6 slaapmutsen mee te brengen. Het was de bewoners verboden aan tafel te 'kijven', er mocht maar één kan bier mee naar de kamers, waar steeds 2 mannen woonden.
De collectie van het museum bevat o.a. schiderijen uit het begin van de 16de eeuw. Veel stukken die bedoeld waren voor altaren in kloosters, kerken en kapellen. Er is veel te zien van de schilders uit de 16de eeuw, zoals Jan van Scorel, Maerten van Heemskerck en Cornelis van Haarlem. Veel portretten van mensen die meestal niet lachend vereeuwigd werden, rauwe, Hollandse hoofden.
Van onder anderen Hendrick Avercamp waren er wintertaferelen, met veel ijs en sneeuw. Verkoelend om naar te kijken in deze temperaturen.
Van Frans Hals hangen er grote groepsportretten van de Haarlemse schutterijen. Erg Gouden Eeuw allemaal.
Het 'filiaal' van het museum staat middenin de stad, de Hallen. Daar loopt deze zomer de tentoonstelling 'Groots en meeslepend, sublieme landschappen uit de Nederlandse Romantiek'. Het motto van de expositie is ontleend aan de dichtregels van Marsman:
Groots en meeslepend wil ik leven!
hoort ge dat, vader, moeder, wereld, knekelhuis!
Het werk dat te zien is komt uit de periode 1780-1860. Er zijn niet heel veel bekende namen overgebleven uit die tijd, schilders als Koekkoek, Tavenraat, Abels en de meest bekende naam Andreas Schelfhout. Ze kenden elkaar, werkten samen en lieten zich gaan in eindeloze vergezichten, nachttaferelen, maanverlichte landschappen en vooral veel noodweer. Dat vonden ze spannend, inspirerend en het apocalyptische element in noodweer sprak de schilders aan. Veel natuur, met soms wat stedelijke bebouwing op de achtergrond, vaak zelf verzonnen gebouwen en niet naar de werkelijkheid gemodelleerd. Een werk van Willem van Deventer viel me speciaal op. Hij werkte enige tijd in Etretat, in Normandie, waar ik kort geleden nog zelf rondliep. Van Deventer was in Etretat vóórdat Monet en Jongkind daar impressionistisch werk gingen schilderen.
Niks abstracts, veel drama, spelen met licht en beweging van de natuur. Het was lekker kijken, vandaag in Haarlem. En lekker kijken, daarvoor ga je naar het museum. Ook bij dertig graden.
We begonnen in de Vishal, waar werk hing van Nederlandse kunstenaars. Hen was gevraagd werk in te zenden dat gebaseerd was op de schilderijen van Geertgen tot Sint-Jans, grondlegger van de Noord-Nederlandsche schilderkunst in de 15e eeuw. Er hing een interessant abstract werk van Gijs Frieling, een kunststof object van Lisa Couwenbergh en een foto van Cees Krijnen. Aloude thema's in nieuwe vorm gegoten.
Het Frans Halsmuseum, vaak over gehoord en oh schande nog nooit binnen geweest. Het bleek gehuisvest in het voormalig Oudemannenhuis, dat op een paar maanden na, vier eeuwen geleden in gebruik werd genomen. Mannen moesten, zo blijkt uit de bewaard gebleven regels, 60 jaar oud zijn, in Haarlem wonen, alleenstaand zijn en een eerlijk leven geleid hebben. Ze dienden zelf een bed, een stoel en o.a. 6 slaapmutsen mee te brengen. Het was de bewoners verboden aan tafel te 'kijven', er mocht maar één kan bier mee naar de kamers, waar steeds 2 mannen woonden.
De collectie van het museum bevat o.a. schiderijen uit het begin van de 16de eeuw. Veel stukken die bedoeld waren voor altaren in kloosters, kerken en kapellen. Er is veel te zien van de schilders uit de 16de eeuw, zoals Jan van Scorel, Maerten van Heemskerck en Cornelis van Haarlem. Veel portretten van mensen die meestal niet lachend vereeuwigd werden, rauwe, Hollandse hoofden.
Van onder anderen Hendrick Avercamp waren er wintertaferelen, met veel ijs en sneeuw. Verkoelend om naar te kijken in deze temperaturen.
Van Frans Hals hangen er grote groepsportretten van de Haarlemse schutterijen. Erg Gouden Eeuw allemaal.
Het 'filiaal' van het museum staat middenin de stad, de Hallen. Daar loopt deze zomer de tentoonstelling 'Groots en meeslepend, sublieme landschappen uit de Nederlandse Romantiek'. Het motto van de expositie is ontleend aan de dichtregels van Marsman:
Groots en meeslepend wil ik leven!
hoort ge dat, vader, moeder, wereld, knekelhuis!
Het werk dat te zien is komt uit de periode 1780-1860. Er zijn niet heel veel bekende namen overgebleven uit die tijd, schilders als Koekkoek, Tavenraat, Abels en de meest bekende naam Andreas Schelfhout. Ze kenden elkaar, werkten samen en lieten zich gaan in eindeloze vergezichten, nachttaferelen, maanverlichte landschappen en vooral veel noodweer. Dat vonden ze spannend, inspirerend en het apocalyptische element in noodweer sprak de schilders aan. Veel natuur, met soms wat stedelijke bebouwing op de achtergrond, vaak zelf verzonnen gebouwen en niet naar de werkelijkheid gemodelleerd. Een werk van Willem van Deventer viel me speciaal op. Hij werkte enige tijd in Etretat, in Normandie, waar ik kort geleden nog zelf rondliep. Van Deventer was in Etretat vóórdat Monet en Jongkind daar impressionistisch werk gingen schilderen.
Niks abstracts, veel drama, spelen met licht en beweging van de natuur. Het was lekker kijken, vandaag in Haarlem. En lekker kijken, daarvoor ga je naar het museum. Ook bij dertig graden.
dinsdag 4 augustus 2009
Zomerfilms
Zomer, af en toe vakantie en niet altijd weer voor strand en buitenleven. Gelukkig is er dan de bioscoop. Die in deze tijd terughoudend programmeert en films lang laat staan want er komt niet veel volk in de filmzalen. Van de week, in Lantaren/Venster in Rotterdam, kwamen we binnenhijgen in een zaal waar nog één meneer zat. Er kwam nog een duo achter ons aan en dat betekende een omzet voor die voorstelling van pakweg € 45,-.
Angels and Demons, de verfilming van het boek van Dan Brown, is adequaat, spannend en groot aangepakt. Slimme montage en trucage maken de scenes met de massa's op het St. Pietersplein zeer geloofwaardig. Alle bij elkaar geraapte feiten en interpretaties van zaken die in het Vaticaan te vinden zijn, geven het verhaal een soort ad-hoc geloofwaardgheid. Het boek was spannender, dat wel. Maar het vermogen van verteller Dan Brown om zulke extremen als de ontwikkeling van anti-materie en de Illuminati, die het gemunt hadden op de katholieke kerk aan elkaar te koppelen, is evident.
La fille du RER, van Andre Techniné, liep al een paar weken in de filmhuizen. Het verhaal van de film is gebaseerd op het incident in Parijs, waarbij een meisje door antisemitisch geweld gewond raakt. Het land in rep en roer, tot bleek dat ze alles verzonnen had. In deze film doet maker Techiné niet echt zijn best om een diepgaande achtergrond te schetsen van het gedrag van het meisje om wie het incident draaide. Tenminste, dat leek mij. De NRC-recensent zegt er iets verstandigers over: "Dat Téchiné in het midden laat wie ze is en wat Jeanne precies drijft, is volstrekt functioneel. Als ze geen raadsel was voor zichzelf, had ze niet gedaan wat ze deed".
Techiné vervalt soms een heel klein beetje in vaag gedoe over zinloosheid en richting in je leven. Het verhaal heeft wel vaart en zeker de aanwezigheid van Cahterine Deneuve maakt het tot een film waar ik met plezier naar keek. Deneuve durft de glamour en stijl van haar bestaan als filmdiva los te laten. In een wereld waarin ze -denk ik- omgeven wordt door Chanel-ontwerpers, Dessange-kappers en Cartier-juweliers, stapt ze toch in een rol van een wat moeizame huisvrouw, die in een doorknoopjurk aan kinderopvang doet. Mooie muziek ook, een fragmentje Stabat Mater van Andreas Scholl was een van de audio-juwelen.
Departures, de titel van deze Japanse film is zo letterlijk als het maar kan. Een jonge cellist komt zonder werk omdat het orkest waarin hij speelt ogeheven wordt. Hij gaat terug naar zijn geboortedorp, ziet een advertentie van een bedrijf dat reizen begeleidt en solliciteert. "Kun je hard werken?", vraag de eigenaar in het solliciatiegesprek en als de jongen "ja" zegt, is hij aangenomen. Pas dan ontdekt hij dat het bureau mensen op hun laatste reis begeleidt, met het afleggen en verzorgen van net overledenen. Dat gebeurt in Japan soms in het bijzijn van de naasten, ritueel en praktische verzorging ineen.De jongen blijkt een talent voor dit werk, en aan de hand van zijn werk komen er losjes vragen voorbij over de zin van leven en dood. De film won het van "Entre les murs" en wat andere zware concurrenten als beste buitenlandse film tijdens de Oscars van 2009.
Mooie film met originele invalshoeken, lichte humor en een soort milde melancholie over het leven.
Angels and Demons, de verfilming van het boek van Dan Brown, is adequaat, spannend en groot aangepakt. Slimme montage en trucage maken de scenes met de massa's op het St. Pietersplein zeer geloofwaardig. Alle bij elkaar geraapte feiten en interpretaties van zaken die in het Vaticaan te vinden zijn, geven het verhaal een soort ad-hoc geloofwaardgheid. Het boek was spannender, dat wel. Maar het vermogen van verteller Dan Brown om zulke extremen als de ontwikkeling van anti-materie en de Illuminati, die het gemunt hadden op de katholieke kerk aan elkaar te koppelen, is evident.
La fille du RER, van Andre Techniné, liep al een paar weken in de filmhuizen. Het verhaal van de film is gebaseerd op het incident in Parijs, waarbij een meisje door antisemitisch geweld gewond raakt. Het land in rep en roer, tot bleek dat ze alles verzonnen had. In deze film doet maker Techiné niet echt zijn best om een diepgaande achtergrond te schetsen van het gedrag van het meisje om wie het incident draaide. Tenminste, dat leek mij. De NRC-recensent zegt er iets verstandigers over: "Dat Téchiné in het midden laat wie ze is en wat Jeanne precies drijft, is volstrekt functioneel. Als ze geen raadsel was voor zichzelf, had ze niet gedaan wat ze deed".
Techiné vervalt soms een heel klein beetje in vaag gedoe over zinloosheid en richting in je leven. Het verhaal heeft wel vaart en zeker de aanwezigheid van Cahterine Deneuve maakt het tot een film waar ik met plezier naar keek. Deneuve durft de glamour en stijl van haar bestaan als filmdiva los te laten. In een wereld waarin ze -denk ik- omgeven wordt door Chanel-ontwerpers, Dessange-kappers en Cartier-juweliers, stapt ze toch in een rol van een wat moeizame huisvrouw, die in een doorknoopjurk aan kinderopvang doet. Mooie muziek ook, een fragmentje Stabat Mater van Andreas Scholl was een van de audio-juwelen.
Departures, de titel van deze Japanse film is zo letterlijk als het maar kan. Een jonge cellist komt zonder werk omdat het orkest waarin hij speelt ogeheven wordt. Hij gaat terug naar zijn geboortedorp, ziet een advertentie van een bedrijf dat reizen begeleidt en solliciteert. "Kun je hard werken?", vraag de eigenaar in het solliciatiegesprek en als de jongen "ja" zegt, is hij aangenomen. Pas dan ontdekt hij dat het bureau mensen op hun laatste reis begeleidt, met het afleggen en verzorgen van net overledenen. Dat gebeurt in Japan soms in het bijzijn van de naasten, ritueel en praktische verzorging ineen.De jongen blijkt een talent voor dit werk, en aan de hand van zijn werk komen er losjes vragen voorbij over de zin van leven en dood. De film won het van "Entre les murs" en wat andere zware concurrenten als beste buitenlandse film tijdens de Oscars van 2009.
Mooie film met originele invalshoeken, lichte humor en een soort milde melancholie over het leven.
Abonneren op:
Posts (Atom)