Niet vaak geweest, en meestal met een saaie reden. Goed idee dus van K. om onze museum- en bijpraatafspraak in Haarlem te plannen. Het was rond de dertig graden, maar dan blijken musea koel en rustig, en de terassen op de Grote Markt waren niet te vol.
We begonnen in de Vishal, waar werk hing van Nederlandse kunstenaars. Hen was gevraagd werk in te zenden dat gebaseerd was op de schilderijen van Geertgen tot Sint-Jans, grondlegger van de Noord-Nederlandsche schilderkunst in de 15e eeuw. Er hing een interessant abstract werk van Gijs Frieling, een kunststof object van Lisa Couwenbergh en een foto van Cees Krijnen. Aloude thema's in nieuwe vorm gegoten.
Het Frans Halsmuseum, vaak over gehoord en oh schande nog nooit binnen geweest. Het bleek gehuisvest in het voormalig Oudemannenhuis, dat op een paar maanden na, vier eeuwen geleden in gebruik werd genomen. Mannen moesten, zo blijkt uit de bewaard gebleven regels, 60 jaar oud zijn, in Haarlem wonen, alleenstaand zijn en een eerlijk leven geleid hebben. Ze dienden zelf een bed, een stoel en o.a. 6 slaapmutsen mee te brengen. Het was de bewoners verboden aan tafel te 'kijven', er mocht maar één kan bier mee naar de kamers, waar steeds 2 mannen woonden.
De collectie van het museum bevat o.a. schiderijen uit het begin van de 16de eeuw. Veel stukken die bedoeld waren voor altaren in kloosters, kerken en kapellen. Er is veel te zien van de schilders uit de 16de eeuw, zoals Jan van Scorel, Maerten van Heemskerck en Cornelis van Haarlem. Veel portretten van mensen die meestal niet lachend vereeuwigd werden, rauwe, Hollandse hoofden.
Van onder anderen Hendrick Avercamp waren er wintertaferelen, met veel ijs en sneeuw. Verkoelend om naar te kijken in deze temperaturen.
Van Frans Hals hangen er grote groepsportretten van de Haarlemse schutterijen. Erg Gouden Eeuw allemaal.
Het 'filiaal' van het museum staat middenin de stad, de Hallen. Daar loopt deze zomer de tentoonstelling 'Groots en meeslepend, sublieme landschappen uit de Nederlandse Romantiek'. Het motto van de expositie is ontleend aan de dichtregels van Marsman:
Groots en meeslepend wil ik leven!
hoort ge dat, vader, moeder, wereld, knekelhuis!
Het werk dat te zien is komt uit de periode 1780-1860. Er zijn niet heel veel bekende namen overgebleven uit die tijd, schilders als Koekkoek, Tavenraat, Abels en de meest bekende naam Andreas Schelfhout. Ze kenden elkaar, werkten samen en lieten zich gaan in eindeloze vergezichten, nachttaferelen, maanverlichte landschappen en vooral veel noodweer. Dat vonden ze spannend, inspirerend en het apocalyptische element in noodweer sprak de schilders aan. Veel natuur, met soms wat stedelijke bebouwing op de achtergrond, vaak zelf verzonnen gebouwen en niet naar de werkelijkheid gemodelleerd. Een werk van Willem van Deventer viel me speciaal op. Hij werkte enige tijd in Etretat, in Normandie, waar ik kort geleden nog zelf rondliep. Van Deventer was in Etretat vóórdat Monet en Jongkind daar impressionistisch werk gingen schilderen.
Niks abstracts, veel drama, spelen met licht en beweging van de natuur. Het was lekker kijken, vandaag in Haarlem. En lekker kijken, daarvoor ga je naar het museum. Ook bij dertig graden.