Er schijnen hele volksstammen naar hebben uitgekeken: het seizoen gaat beginnen. De eerste Formule I-race komt eraan. Zo zullen er ook best veel mensen blij zijn met de start van het visseizoen. 'Mijn' seizoen dat nu begint is dat van de Mattheus Passion. Sinds ik een jaar of 15 geleden mijn eerste in het theater hoorde - het was de Bachvereniging in het Theater aan het Vrijthof in Maastricht - kan ik me geen paastijd voorstellen zonder de muziek van Bach. Een Mattheus, meestal wel een tweede Mattheus en soms is er ergens nog wel een Johannes Passion te horen, zoals vorig jaar in de Doelen.
Vanmiddag was er in Donner een lezing over de Mattheus door Evelien Masselink, van het philharmonisch koor 'Toonkunst' in Rotterdam. Ze hield een buitengewoon interessant verhaal met cd-fragmenten, dia's en live-muziek door een kleine groep leden van het Toonkunst-koor.
Toonkunst heeft een naam hoog te houden bij het uitvoeren van de Mattheus Passion. In 1870 waren ze de eersten in Nederland die het werk van Bach zongen, nadat het halverwege de 19e eeuw door de oma van Felix Mendelssohn was her-ontdekt. Het affiche van het concert is bewaard gebleven, een plaats kostte toen 3 guldens. In het verhaal van Masselink kwam die eerste periode aan bod, ook de 50 jaar die Willem Mengelberg het werk dirigeerde en de ontwikkeling van de opvattingen over hoe je Bach uitvoert.
De 'katholieke' versie in het Amsterdamse Concertgebouw, met gezwollen koren van honderden zangers en zelfs oh gruwel een piano. De 'protestantse' Mattheus in Naarden door de Bachvereniging, die probeerde meer in de stijl van Bach te spelen. Van de Mengelbergversie is een opname bewaard gebleven, waarop de zware, langzame en romantische stijl goed te horen is. Jo Vincent zong in die versie de sopraanpartij, Willem Ravelli was de Christus. Hij heeft deze rol in zijn leven meer van 400 keer gezongen.
Bach in Rotterdam
In de inleiding van Evelien Masselink kwam ook even de legendarische uitvoering van de passie in 1942 in Rotterdam aan de orde. De uitvoering van dat jaar van de MP werd gehouden in de Koninginnekerk, vanwege het feit dat de oude Doelenzaal was platgebombardeerd op 14 mei 1940. Het was ondanks de oorlog druk in de kerk. Jo Vincent zong onder dirigent Otto Glastra van Loon.Op het moment dat zij en alt Annie Woud hun duet ‘Mond und Licht ist vor Schmerzen untergangen, weil mein Jesus ist gefangen’ zongen, klonk plotseling het luchtalarm en gingen de stralenbundels van de zoeklichten van het afweergeschut door het gebouw. Het werd doodstil in de overvolle kerk, maar die stilte duurde maar kort. Jo Vincent zei zachtjes tegen de dirigent: 'Kom, Otto, dan maar zingend ten onder', en zette het duet weer in. Glastra van Loon pakte zijn stokje, het orkest zette in en de muziek ging verder: ‘Lasst ihn, haltet, bindet nicht.’ De uitvoering werd afgemaakt en het gebouw bleef ook die keer gespaard.Jo Vincent was strijdbaar anti-Duits, weigerde een keer aan het eind van een concert in Den Haag naar links te buigen omdat daar Seyss-Inquart zat. Kort na de Rotterdamse Mattheus, in mei 42, werd de Kulturkammer opgericht en maakte Vincent officieel een einde aan haar carriere.
De beroemde anekdote die aan de zangeres word toegeschreven - ze zou de solistenkamer in Naarden na de zoveelste uitvoering van dat jaar zijn binnengelopen met de opmerking 'zo, die hangt weer voor een jaartje'- wordt door mensen die haar kenden altijd ontkend. Ze was integer en gelovig.
De lezing deze middag maakte dat ik weer meer zin heb in de komende uitvoeringen. Komende week de Bachvereniging in de Doelen en de eigen versie van het Rotterdamse Philharmonisch in de Oude Kerk in Delft. Zonder Bach geen Pasen.
zaterdag 28 maart 2009
vrijdag 20 maart 2009
Hartverscheurend en een beetje klungelig
Het was niet hartverscheurend klungelig. Maar het was wel klungelig. En hartverscheurend. Hartverscheurend zat in de muziek en vooral in het dramatische einde als koningin Dido haar lot bezingt. Aenas, prins van Troje heeft haar verlaten om Troje opnieuw te stichten. In 'Dido's lament' bezingt ze de smarten van de verlaten koningin. Die aria is het meest bekende en meest dramatische onderdeel van de opera Dido and Aeneas. Geschreven door Henry Purcell ergens rond 1677 en voor het eerst uitgevoerd door de 'young Gentlewomen', dochters op kostschool van welgestelde ouders in Chelsea.
De versie die Philip Pickett's New London Consort deze avond in het Amsterdamse Concertgebouw bracht was gebaseerd op een overgeleverd draaiboek van een theateravond in 1700. Deze uitvoering is langer dan de opera zoals we die kennen. In een inleiding verschijnen goden die hun snode plannen met de protagonisten ontvouwen of juist hun best doen het noodlot af te wenden.
Deze productie, die in het Purcelljaar op een aantal plaatsen op de wereld wordt gespeeld, is in de vorm een wat halfbakken enscenering waarbij het koor voortdurend op het podium is, af en toe zingt maar vooral stil spel moet leveren. Vraag zangers te acteren en te zingen, dat kan. Maar koor zijn en veel stil spel, dat is duidelijk teveel gevraagd. Het diepzinnig gekijk, de veelbetekenende blikken en de meelevende modus gingen snel irriteren, want de zangers zongen fraai maar konden voor geen meter acteren. Heen en weer geloop, kleine rare requisitietjes en af en toe een verkledinkje, het droeg allemaal niet bij aan de kwaliteit en vooral de zeggingskracht van deze productie. De enigen die normaal deden waren de leden van het orkest, vast op de linkerhoek van het podium. Mooie, zorgvuldig in authentieke stijl gespeelde begeleiding en af en toe een eigen suite.
Zangeres Julia Gooding, een naam in de wereld van de oude muziek, was met haar dramatische blik en venetiaans blonde lokken een mooie Dido. Aeneas had niet veel mee, een dramatische, vibrerende bas/bariton, niet mijn favoriet. Belinda was de leukste, zangeres Dana Marbach, afkomstig uit Israel leek piepjong maar zong heel vaardig, heel erg zoals je barok moet zingen.
Het was met al dat geloop en de aanstellerij op het podium toch een wat mislukte avond.
Ik hoop dit jaar nog wel 2 andere versies van D&A te zien. In de Robecozomerserie staat een Spaans gezelschap geprogrammeerd en in de Stadsschouwburg zal komende zomer William Christie een D&A komen produceren. Christie was de laatste decennia als Amerikaan de reddende engel die in Frankrijk in de muziekhistorie dook en de muziek uit de baroktijd in de aandacht bracht. Zijn research van oude partituren van Rameau, Lully en M.A. Charpentier leidde tot uitvoeringen die anders waarschijnlijk nooit gerealiseerd zouden zijn.
Het blijft nog wel even Purcell-jaar.
De versie die Philip Pickett's New London Consort deze avond in het Amsterdamse Concertgebouw bracht was gebaseerd op een overgeleverd draaiboek van een theateravond in 1700. Deze uitvoering is langer dan de opera zoals we die kennen. In een inleiding verschijnen goden die hun snode plannen met de protagonisten ontvouwen of juist hun best doen het noodlot af te wenden.
Deze productie, die in het Purcelljaar op een aantal plaatsen op de wereld wordt gespeeld, is in de vorm een wat halfbakken enscenering waarbij het koor voortdurend op het podium is, af en toe zingt maar vooral stil spel moet leveren. Vraag zangers te acteren en te zingen, dat kan. Maar koor zijn en veel stil spel, dat is duidelijk teveel gevraagd. Het diepzinnig gekijk, de veelbetekenende blikken en de meelevende modus gingen snel irriteren, want de zangers zongen fraai maar konden voor geen meter acteren. Heen en weer geloop, kleine rare requisitietjes en af en toe een verkledinkje, het droeg allemaal niet bij aan de kwaliteit en vooral de zeggingskracht van deze productie. De enigen die normaal deden waren de leden van het orkest, vast op de linkerhoek van het podium. Mooie, zorgvuldig in authentieke stijl gespeelde begeleiding en af en toe een eigen suite.
Zangeres Julia Gooding, een naam in de wereld van de oude muziek, was met haar dramatische blik en venetiaans blonde lokken een mooie Dido. Aeneas had niet veel mee, een dramatische, vibrerende bas/bariton, niet mijn favoriet. Belinda was de leukste, zangeres Dana Marbach, afkomstig uit Israel leek piepjong maar zong heel vaardig, heel erg zoals je barok moet zingen.
Het was met al dat geloop en de aanstellerij op het podium toch een wat mislukte avond.
Ik hoop dit jaar nog wel 2 andere versies van D&A te zien. In de Robecozomerserie staat een Spaans gezelschap geprogrammeerd en in de Stadsschouwburg zal komende zomer William Christie een D&A komen produceren. Christie was de laatste decennia als Amerikaan de reddende engel die in Frankrijk in de muziekhistorie dook en de muziek uit de baroktijd in de aandacht bracht. Zijn research van oude partituren van Rameau, Lully en M.A. Charpentier leidde tot uitvoeringen die anders waarschijnlijk nooit gerealiseerd zouden zijn.
Het blijft nog wel even Purcell-jaar.
zondag 15 maart 2009
Gekke Theo
Het was de week van de oude mannen op het podium. Haitink die het KCO dirigeerde vanaf een krukje. Theo Loevendie, die met een rollator op het podium verscheen, en toch een paar zeer vitale sopraansaxofoonsolo's blies.
De rollator was trouwens niet echt nodig maar een theatraal effectje. Bij het sloptapplaus kwam Loevendie nog behoorlijk vitaal op zijn 78-jaar oude benen het podium op, zonder hulpmiddel. De rug van Haitink is 80 en die vraagt soms een krukje, maar volgen de verhalen en recensies was er met de zeer geroemde 'slag' van Haitink niks mis. Theo Loevendie is er al heel lang in de Nederlandse muziek. In de vroege jaren '70 gingen we als middelbare scholier geregeld naar de 'Stamp-concerten' in Lantaarn/Venster. De 'Stichting Alternatieve Muziek-Praktijk' ging ervan uit dat de drempel tussen muziek en publiek geslecht moest worden, dat leverde verrassende en soms merkwaardge avonden/nachten op, op de late vrijdagavond in de L/V. Ik herinner me Anne Haenen die de Sequenze for Voice van Luciano Berio zong, zei, brulde, giechelde en kreunde.
Het Nederlands Blazers Ensemble gaf Loevendie de opdracht een requiem te schrijven. Loevendie zocht het niet ver weg, maar bij het requiem van Mozart en bij de aloude tegenstelling tussen Mozart en Salieri. Loevendie heeft met Mozart gemeen dat hij niet snobistisch bezig wil zijn met Hogere Kunst maar ieder muziekgenre in zijn eigen context wil zien. Vandaar ook de rol die het Orkest van de Straat speelde in deze productie.
'Lang zullen we doodgaan' luidde de titel van deze avond. Eerst het requiem van Mozart, bewerkt voor het NBE en het koor van de Nederlandse Bachvereniging door Clemens Kemme. Hij is een van de velen die zich waagde aan het voltooien van het werk dat net voor zijn dood door Mozart werd geschreven maar nooit afgemaakt. Die geheimzinnige man die we in de film 'Amadeus' zagen, was in werkelijkheid een bode van graaf Franz von Walsegg. Die bestelde het requiem om het onder eigen naam uit te brengen, dat deed hij wel vaker. Constanze, de weduwe Mozart, ontdekte dat pas 10 jaar na diens dood.
Na de prachtige koren in het Mozart-requiem (het leek soms net Bach) werd het ineens spannend op het podium: Fatum begon, zonder pauze, in een overgang vanuit Mozart.
De strikken van de zangers en musici gingen los, er was ander licht, de Dood, in een mantel en met een masker, kwam het podium op en stelde zich hoog en zichtbaar op, met een panfluit. De leden van het Orkest van de Straat kwamen erbij, Loevendie met zijn rollator, verkleed als dakloze, de cymbalomspeler reed een rondje op een fiets en eindigde bij zijn instrument.
Zangeres Curra Suarez, ooit door het Parool getypeerd met 'een stemgeluid waarmee je een brandkast kunt kraken', zong de teksten van Loevendie, gebaseerd op de hallucinaties van Mozart.
Het deed soms denken aan eerdere Nederlandse opera-werken (dit werk noemt Loevendie een mini-opera) als Reconstructie, dan weer was het musical, op het podium ontregelde de boel op een boeiende manier, soms hingen de koorleden achterover en zong het orkest, en langzaam werkte het stuk toe naar het einde, de hartslag op de trom waarmee het werk eindigt.
Loevendie kreeg het applaus dat hij verdiende, de musici hadden er zichtbaar plezier in en wie het wil zien kan het binnenkort op cultura zien, want de premiere, een avond eerder, is door de NPS opgenomen.
De rollator was trouwens niet echt nodig maar een theatraal effectje. Bij het sloptapplaus kwam Loevendie nog behoorlijk vitaal op zijn 78-jaar oude benen het podium op, zonder hulpmiddel. De rug van Haitink is 80 en die vraagt soms een krukje, maar volgen de verhalen en recensies was er met de zeer geroemde 'slag' van Haitink niks mis. Theo Loevendie is er al heel lang in de Nederlandse muziek. In de vroege jaren '70 gingen we als middelbare scholier geregeld naar de 'Stamp-concerten' in Lantaarn/Venster. De 'Stichting Alternatieve Muziek-Praktijk' ging ervan uit dat de drempel tussen muziek en publiek geslecht moest worden, dat leverde verrassende en soms merkwaardge avonden/nachten op, op de late vrijdagavond in de L/V. Ik herinner me Anne Haenen die de Sequenze for Voice van Luciano Berio zong, zei, brulde, giechelde en kreunde.
Het Nederlands Blazers Ensemble gaf Loevendie de opdracht een requiem te schrijven. Loevendie zocht het niet ver weg, maar bij het requiem van Mozart en bij de aloude tegenstelling tussen Mozart en Salieri. Loevendie heeft met Mozart gemeen dat hij niet snobistisch bezig wil zijn met Hogere Kunst maar ieder muziekgenre in zijn eigen context wil zien. Vandaar ook de rol die het Orkest van de Straat speelde in deze productie.
'Lang zullen we doodgaan' luidde de titel van deze avond. Eerst het requiem van Mozart, bewerkt voor het NBE en het koor van de Nederlandse Bachvereniging door Clemens Kemme. Hij is een van de velen die zich waagde aan het voltooien van het werk dat net voor zijn dood door Mozart werd geschreven maar nooit afgemaakt. Die geheimzinnige man die we in de film 'Amadeus' zagen, was in werkelijkheid een bode van graaf Franz von Walsegg. Die bestelde het requiem om het onder eigen naam uit te brengen, dat deed hij wel vaker. Constanze, de weduwe Mozart, ontdekte dat pas 10 jaar na diens dood.
Na de prachtige koren in het Mozart-requiem (het leek soms net Bach) werd het ineens spannend op het podium: Fatum begon, zonder pauze, in een overgang vanuit Mozart.
De strikken van de zangers en musici gingen los, er was ander licht, de Dood, in een mantel en met een masker, kwam het podium op en stelde zich hoog en zichtbaar op, met een panfluit. De leden van het Orkest van de Straat kwamen erbij, Loevendie met zijn rollator, verkleed als dakloze, de cymbalomspeler reed een rondje op een fiets en eindigde bij zijn instrument.
Zangeres Curra Suarez, ooit door het Parool getypeerd met 'een stemgeluid waarmee je een brandkast kunt kraken', zong de teksten van Loevendie, gebaseerd op de hallucinaties van Mozart.
Het deed soms denken aan eerdere Nederlandse opera-werken (dit werk noemt Loevendie een mini-opera) als Reconstructie, dan weer was het musical, op het podium ontregelde de boel op een boeiende manier, soms hingen de koorleden achterover en zong het orkest, en langzaam werkte het stuk toe naar het einde, de hartslag op de trom waarmee het werk eindigt.
Loevendie kreeg het applaus dat hij verdiende, de musici hadden er zichtbaar plezier in en wie het wil zien kan het binnenkort op cultura zien, want de premiere, een avond eerder, is door de NPS opgenomen.
zondag 8 maart 2009
Zijn alle vrouwen zo? Die van de opera wel...
Haar geliefde Ferrano vertrekt die ochtend onverwacht als officier naar het front, en als er in de middag plotseling 2 Albaniërs opduiken in het vakantieoord, is ze in no time bereid haar geliefde te vergeten en met een van de Albaniërs te trouwen. Zo snel is Dorabella om, daarmee de stelling van Don Alfonso bewijzend, 'zo doen ze het allemaal', Cosi fan tutte.
Dorabella's zus Fiordiligi, maakt ongeveer hetzelfde mee, ze is verloofd met de vriend van Ferrano, Guglielmo. Ze stribbelt wat langer tegen als de andere Albaniër haar probeert te verleiden maar ook zij is bereid een nieuw leven te beginnen en te trouwen.
Don Alfonso heeft het allemaal verzonnen om zijn weddenschap te winnen die gaat over de vraag of alle vrouwen onbetrouwbaar zijn. Het kamermeisje Despina helpt een handje en zo trappen de zusjes in het bedrog, want de Albaniërs zijn gewoon hun verloofdes met andere kleren en een plaksnor. Ze willen zien hoe trouw de dames eigenlijk zijn.
Cosi fan tutte is een veel uitgevoerde opera, een van de drie die Mozart schreef samen met librettist Da Ponte. Waar de andere twee, Don Giovanni en Le nozze di Figaro aanleiding geven tot veel politiek-maatschappelijk ge-analyseer van de wetenschappers, is Cosi een lastige. Het gaat over trouw, zeden en de losheid daarvan, en dan vooral hoe de vrouw daar mee omgaat. De stukken in het uitgebreide programmaboek, een mooie gewoonte van de Nederlandse Opera, gaan vooral over dat thema: de rol van de vrouw, de maatschappelijke articulatie van opvattingen over trouw en liefde.
Deze Cosi is een reprise van 3 jaar geleden, toen in het Mozartjaar 2006 de Nederlandse Opera met de Mozart/Da ponte-cyclus kwam onder regie van het duo Jossy Wieler en Sergio Morabito. Ze situeerden Cosi in een jeugdherberg-omgeving in de jaren '60.
Die versie gaat nu weer een aantal keer in het Muziektheater. De decors en kostuums zijn van zolder gehaald en het gigantische draaiende podium is weer opgetuigd. Dat laatste zorgde vorige keer voor paniek. Uitgerekend op de middag dat de zaal vol zat, de tv-camera's klaar stonden voor een live-uitzending, er bioscoopzalen vol zaten met mensen die via de satelliet wilden kijken en de NPS voor het eerst een live-verslag tijdens de voorstelling zou doen - afgekeken van het voetbal- juist die keer liet de techniek van het podium het afweten en moest een half uur voor aanvang de voorstelling worden afgelast.Het podium draaide lekker, zij het wat krakerig, deze keer, en het Nederlands Kamerokest deed meer dan zijn best om de schrale indruk van vorige keer te doen vergeten. Toen was er alom groot bezwaar tegen de opvatting van dirigent Ingo Metzmacher. Ditmaal staat Gerard Korsten voor het orkest.
Toeval, of misschien juist helemaal in lijn met het verhaal, het waren uitgerekend de vrouwen die bij deze reprise niet trouw bleken. Terwijl de mannelijke cast dezelfde was als de vorige keer, 3 jaar geleden, waren alle vrouwenrollen nu door anderen bezet. Despina, vorige keer gezongen door de zeer geprezen Danielle Deniese, werd gedaan door de Zweedse sopraan Ingela Bohlin, die een Kim Holland-achtig type neerzette. Sally Matthews kreeg vorige keer als Fiordiligi daverende ovaties, maar dit maal was ze er niet bij.
Bij het slotapplaus bleek dat het publiek geen echte lieveling had, in deze voorstelling. Een beetje afgemeten klonk het, en zelfs de inmiddels vaste gast in het Muziektheater, Luca Pisaroni, kreeg niet meer dan een bescheiden applausje. Hij verdiende meer, vond ik.
We leerden in ruim vier uur veel over hoe de vrouwen zijn, collega J. die onlangs afstudeerde en ik zelf. Cosi fan tutte was immers het adagium, zo doen ze het allemaal...
Dorabella's zus Fiordiligi, maakt ongeveer hetzelfde mee, ze is verloofd met de vriend van Ferrano, Guglielmo. Ze stribbelt wat langer tegen als de andere Albaniër haar probeert te verleiden maar ook zij is bereid een nieuw leven te beginnen en te trouwen.
Don Alfonso heeft het allemaal verzonnen om zijn weddenschap te winnen die gaat over de vraag of alle vrouwen onbetrouwbaar zijn. Het kamermeisje Despina helpt een handje en zo trappen de zusjes in het bedrog, want de Albaniërs zijn gewoon hun verloofdes met andere kleren en een plaksnor. Ze willen zien hoe trouw de dames eigenlijk zijn.
Cosi fan tutte is een veel uitgevoerde opera, een van de drie die Mozart schreef samen met librettist Da Ponte. Waar de andere twee, Don Giovanni en Le nozze di Figaro aanleiding geven tot veel politiek-maatschappelijk ge-analyseer van de wetenschappers, is Cosi een lastige. Het gaat over trouw, zeden en de losheid daarvan, en dan vooral hoe de vrouw daar mee omgaat. De stukken in het uitgebreide programmaboek, een mooie gewoonte van de Nederlandse Opera, gaan vooral over dat thema: de rol van de vrouw, de maatschappelijke articulatie van opvattingen over trouw en liefde.
Deze Cosi is een reprise van 3 jaar geleden, toen in het Mozartjaar 2006 de Nederlandse Opera met de Mozart/Da ponte-cyclus kwam onder regie van het duo Jossy Wieler en Sergio Morabito. Ze situeerden Cosi in een jeugdherberg-omgeving in de jaren '60.
Die versie gaat nu weer een aantal keer in het Muziektheater. De decors en kostuums zijn van zolder gehaald en het gigantische draaiende podium is weer opgetuigd. Dat laatste zorgde vorige keer voor paniek. Uitgerekend op de middag dat de zaal vol zat, de tv-camera's klaar stonden voor een live-uitzending, er bioscoopzalen vol zaten met mensen die via de satelliet wilden kijken en de NPS voor het eerst een live-verslag tijdens de voorstelling zou doen - afgekeken van het voetbal- juist die keer liet de techniek van het podium het afweten en moest een half uur voor aanvang de voorstelling worden afgelast.Het podium draaide lekker, zij het wat krakerig, deze keer, en het Nederlands Kamerokest deed meer dan zijn best om de schrale indruk van vorige keer te doen vergeten. Toen was er alom groot bezwaar tegen de opvatting van dirigent Ingo Metzmacher. Ditmaal staat Gerard Korsten voor het orkest.
Toeval, of misschien juist helemaal in lijn met het verhaal, het waren uitgerekend de vrouwen die bij deze reprise niet trouw bleken. Terwijl de mannelijke cast dezelfde was als de vorige keer, 3 jaar geleden, waren alle vrouwenrollen nu door anderen bezet. Despina, vorige keer gezongen door de zeer geprezen Danielle Deniese, werd gedaan door de Zweedse sopraan Ingela Bohlin, die een Kim Holland-achtig type neerzette. Sally Matthews kreeg vorige keer als Fiordiligi daverende ovaties, maar dit maal was ze er niet bij.
Bij het slotapplaus bleek dat het publiek geen echte lieveling had, in deze voorstelling. Een beetje afgemeten klonk het, en zelfs de inmiddels vaste gast in het Muziektheater, Luca Pisaroni, kreeg niet meer dan een bescheiden applausje. Hij verdiende meer, vond ik.
We leerden in ruim vier uur veel over hoe de vrouwen zijn, collega J. die onlangs afstudeerde en ik zelf. Cosi fan tutte was immers het adagium, zo doen ze het allemaal...
dinsdag 3 maart 2009
Alweer Hamel
[foto: Felix van de Gein]
Moest dat nou alweer, een avondje luisteren en kijken naar zanger Wouter Hamel en zijn band? Ja, dat moest. Niet alleen om de aardige uitnodiging van D. die ik zeker niet wilde afslaan, maar ook omdat ik wel weer benieuwd was. Hamel heeft net een nieuwe cd uit, en doet als vervolg op de clubtour van afgelopen jaar nu een theatertour door Nederland.
De nieuwe cd, 'Nobody's Tune' staat alweer een tijdje op mijn Ipod. Altijd lastig, een tweede plaat na een succesvol debuut. En Wouter Hamel is zo eigenwijs zelf alles te willen schrijven. Covers, daar doet ie, sinds hij de Young Sinatras verliet, vrijwel niet niet meer aan.
Niet alle liedjes zijn even gedenkwaardig op de nieuwe plaat. De productie is soms zo subtiel dat de begeleiding een dun, vaag laagje vormt onder de stem van Hamel. Het lijkt erop dat de jazzpolitie full time bewaking instelde in de opnamestudio, want jazzy wil het niet erg worden op 'Nobody's tune'.
Live klonken veel nieuwe liedjes, met een wat lossere, jazzy stijl vaak beter dan op de plaat. De backing-vocals die op de cd een beetje tuttig klinken zijn live veel leuker en pittiger. Op het podium worden ze verzorgd door de muzikanten, die soms wat ongemakkelijk met kopstem zingen. Sven Happel op de bas, Gijs Anders van Straalen op percussie, de oude getrouwen swingen er lekker op los.
Het toneelbeeld in de Goudse schouwburg was simpel maar doeltreffend, met een grootbeeldprojectie van kleine, overal verstopte webcammetjes.
De teksten van Hamel hebben niet veel diepgang. Nauwelijks noemenswaardige relatie-dingetjes, de hij of zij wordt gemist want ver weg of gehaat want weggelopen en het moet nooit meer zijn dan een affaire 'ín between' want iemands 'everything' wil hij niet worden.
Het zou interessant zijn als Hamel het aan zou durven om af en toe wat meer op diepgang en emotie te werken. Een liedje in de derde persoon, dat zou al schelen tegenover al die gesprekken die hij zingend niet met de zaal voert maar met die vage 'ander'. Bijna alles wat Hamel schrijft staat in de eerste of 2e persoon en dat geeft beperkingen in de impact van een verhaal.
Verstilling lukt hem goed, bij de ballad 'Amsterdam', laatste nummer op de cd en een van de toegiften. De uitsmijter was 'What I wouldn't give, to see you once again', een van de leukste liedjes op Nobody's Tune. We moesten meezingen, D. als overtuigende sopraan en mijn bariton ernaast, en we vonden het niet eens erg. Ach, wie zegt er nee als Wouter Hamel je met die golden retriever-ogen dat vraagt?
Moest dat nou alweer, een avondje luisteren en kijken naar zanger Wouter Hamel en zijn band? Ja, dat moest. Niet alleen om de aardige uitnodiging van D. die ik zeker niet wilde afslaan, maar ook omdat ik wel weer benieuwd was. Hamel heeft net een nieuwe cd uit, en doet als vervolg op de clubtour van afgelopen jaar nu een theatertour door Nederland.
De nieuwe cd, 'Nobody's Tune' staat alweer een tijdje op mijn Ipod. Altijd lastig, een tweede plaat na een succesvol debuut. En Wouter Hamel is zo eigenwijs zelf alles te willen schrijven. Covers, daar doet ie, sinds hij de Young Sinatras verliet, vrijwel niet niet meer aan.
Niet alle liedjes zijn even gedenkwaardig op de nieuwe plaat. De productie is soms zo subtiel dat de begeleiding een dun, vaag laagje vormt onder de stem van Hamel. Het lijkt erop dat de jazzpolitie full time bewaking instelde in de opnamestudio, want jazzy wil het niet erg worden op 'Nobody's tune'.
Live klonken veel nieuwe liedjes, met een wat lossere, jazzy stijl vaak beter dan op de plaat. De backing-vocals die op de cd een beetje tuttig klinken zijn live veel leuker en pittiger. Op het podium worden ze verzorgd door de muzikanten, die soms wat ongemakkelijk met kopstem zingen. Sven Happel op de bas, Gijs Anders van Straalen op percussie, de oude getrouwen swingen er lekker op los.
Het toneelbeeld in de Goudse schouwburg was simpel maar doeltreffend, met een grootbeeldprojectie van kleine, overal verstopte webcammetjes.
De teksten van Hamel hebben niet veel diepgang. Nauwelijks noemenswaardige relatie-dingetjes, de hij of zij wordt gemist want ver weg of gehaat want weggelopen en het moet nooit meer zijn dan een affaire 'ín between' want iemands 'everything' wil hij niet worden.
Het zou interessant zijn als Hamel het aan zou durven om af en toe wat meer op diepgang en emotie te werken. Een liedje in de derde persoon, dat zou al schelen tegenover al die gesprekken die hij zingend niet met de zaal voert maar met die vage 'ander'. Bijna alles wat Hamel schrijft staat in de eerste of 2e persoon en dat geeft beperkingen in de impact van een verhaal.
Verstilling lukt hem goed, bij de ballad 'Amsterdam', laatste nummer op de cd en een van de toegiften. De uitsmijter was 'What I wouldn't give, to see you once again', een van de leukste liedjes op Nobody's Tune. We moesten meezingen, D. als overtuigende sopraan en mijn bariton ernaast, en we vonden het niet eens erg. Ach, wie zegt er nee als Wouter Hamel je met die golden retriever-ogen dat vraagt?
Abonneren op:
Posts (Atom)