
Mooi, al die analyses en voorbeschouwingen, maar op een bepaald moment is het dan toch woensdag 8 juni, zit de tribune in de Gashouder vol met première-publiek en staat er maar één ding te doen: een voorstelling maken die indruk maakt, die anders is dan al die opera die er al bestaat en die vanuit noodzaak gemaakt is.
Er is geen verhaal, het is een operafantasie. Dat weten we van componist Rihm. De toch al fragmentarische teksten van Nietzsche’s ‘Dionysos-Dithyramben’ zijn in flarden gebruikt. Het blijken vooral de karakters, de rollen die de lijnen leggen in de voorstelling. Hoofdfiguur N, hij heeft geen naam maar het staat het publiek vrij er de schrijver van de teksten in te zien, worstelt met eenzaamheid en het onvermogen lief te hebben. Kansen krijgt hij genoeg. In de eerste scènes, waarin hij omgeven wordt door nymfen. Ze zingen verleidelijk 'mij wil je' in allerlei toonaarden, maar N. kíjkt slechts, beweegt ongemakkelijk en staart met grote ogen, een blik waarin onvermogen en gekte zit. Een van de nymfen verandert in Ariadne en ook zij probeert hem te verleiden en hem aan het spreken te krijgen. Met heel veel moeite komen er woorden uit de mond van N. 'Ik ben je labyrint’, stamelt hij. Ook in een latere scene, in het bordeel, zien we hoe moeilijk N. het heeft met de liefde. Zijn kompaan , die alleen 'Ein Gast' heet, slaagt er wel in zich over te geven. Al eindigt hij letterlijk in stukken. De dames zijn nu nog spannender, zo weggelopen uit de fetish-shop. Ze heten allevier Esmeralda en ze noemen N. 'vrijer van de waarheid'. De kompaan transformeert van ‘Gast’ naar een wit met gouden Apollo. De tegenstelling tussen Dionysos, van de roes en de overgave, en Apollo, van de vorm en de lichtheid, is een rode draad in de voorstelling.

Bij een opera met een duidelijk verhaal is het oordeel dat 'alles klopt' een groot compliment. Dat gaat niet op voor deze voorstelling, waarin niet een verhaal maar roes en waanbeelden de beweging geven. Hoewel er soms wat langdradigheid optreedt, zeg ik zonder voorbehoud dat alles wérkt in deze productie.
De rollen zijn goed bezet, met Georg Nigl als N., die met ogen vol waanzin en een literaire vaardigheid de teksten brengt. Tenor Mathias Klink geeft Ein Gast en later Apollo een stevige tenorstem. De zangeressen moeten zingen maar ook veel acteren en bewegen. Ze komen in vele gedaantes voor in deze opera. Als speelse dolfijnen, als Dutch Diva look-a-likes, als oermoeders. Met name Cyndia Sieben, die ook de rol van Ariadne zingt, tovert met de hoogte in haar stem, soms ver voorbij de pijngrens. En dan heb ik het alleen nog maar over de luisteraar. Ronduit briljant – ook als vondst in de partituur- zijn de tonen die ze naadloos mengt met die van de dwarsfluit in het orkest.

De theatertechniek van DNO heeft de mogelijkheden en beperkingen van de ronde zaal slim ingezet. Ze maken geluidseffecten die subtiel maar effectief de klank door de ruimte spreiden, zeker bij het slagwerk. En dat de decorstukken net wat meer piepen en kraken dan aan de Amstel, is een detail.

Foto's: ©Ruth Walz/DNO
_______________________________________
Dionysos - Wolfgang Rihm
Muzikale leiding: Ingo Metzmacher
Regie: Pierre Audi
Decor: Jonathan Meese
Met o.a. Cyndia Sieden, Matthias Klink, Georg Nigl
Nederlands Philharmonisch Orkest
Cappella Amsterdam
Premiere 8 juni 2011