Er is echt niks tegen opera, dat niet. Maar het is een kunstvorm die soms zó graag wil imponeren. Alles moet groot en breed. De gebouwen van de opera domineren het silhouet van grote steden, de verhalen zijn groot, de orkesten zijn indrukwekkend, de koren imposant, de stemmen volumineus, de décors gigantisch, .... het is een wonder dat het publiek nog emotie en betrokkenheid ervaart bij al die grootsheid.
Maar wat is het dan heerlijk dat er kunstenaars zijn die zoeken naar vernieuwing, die proberen opnieuw de kern van een opera te vinden en vanuit dat inzicht aan de slag gaan. Jonge mensen die met een open mind kijken naar het materiaal dat er ligt.
Peter Brook is zo’n kunstenaar. Een man die in Covent Garden werkte, in the Met in New York en die in het interview in het programmaboek zegt: “Waarom zou je je energie verspillen aan zo’n stugge vorm?”. Vrijheid is zijn motto bij de productie van Die Zauberflöte van Mozart. De titel ging, net als de spreekteksten, naar het Frans: Une flûte enchantée.
In het Muziekgebouw aan het IJ konden we zien hoe het geworden was. Het operaorkest bestond uit zegge en schrijve één piano. Er was minder tekst dan in het originele libretto van Schikaneder. Minder rollen ook dan Mozart in zijn partituur schreef. Voor zware symbolen kwam lichtheid in de plaats, de Mozartiaanse speelsheid kreeg meer lucht. Het decor bestond uit bamboestokken, een doek, een flightcase, die werd gebruikt om op te zitten of te liggen. We zagen jonge solisten aan het werk, waarbij voor de zangers van de hoofdrollen gold dat ze die al in aardig wat andere operahuizen hadden gezongen, en de 'officiele’ versie dus zeer goed kenden. Tamino werd tot leven gewekt door de jonge, cute Adrian Strooper. Afkomstig uit Cranberra en met reeds een aanzienlijke staat van dienst. Hij zong Tamino al eerder in Sydney, Berlijn, Londen, New York. Maar hij zong bijvoorbeeld ook Bach in Nijkerk. Zijn stem was licht en helder, zijn gesproken en gezongen teksten klonken aangenaam.
De zang werd klein gehouden, door de pianobegeleiding werd het soms meer Lied dan aria. Dat gold ook voor der Hölle Rache, gezongen door Königin der Nacht Malia Bendi-Merad. Klein van stuk, maar met een geweldige coloratuur-sopraan. Haar aanpak toonde aan dat je ook heel mooi coloratuur kunt zingen zonder de volumeknop flink op te draaien.
De vraag of hij leuk wás, of alleen leuk dééd bleef lang hangen boven het guitige hoofd van Thomas Dolié. Hij debuteerde in de rol van Papageno onder Marc Minkowski. Zijn gesproken teksten in het Frans (de gezongen teksten waren in het Duits) maakte niet veel indruk, maar in de loop van de voorstelling bewees hij zijn acteerkwaliteit. Hij wás leuk. Met weinig tekst waren de twee komieken, die in de voorstelling geschreven waren ter vervanging van heel veel andere rollen uit het origineel, heel erg leuk. Ze gaven vooral non-verbaal commentaar en deden dat met subtiele blikken en niet mis te verstane lichaamstaal. Al was er een flardje tekst in een scène tussen de komieken en Papageno –vertaald voor Amsterdam- ‘Kop dicht!’.
De piano, bespeeld door componist Franck Krawczyck, was een glimmende Steynway. Dat had voor mij wel een ietsje ouder instrument mogen zijn. Maar daarmee is het kritisch commentaar dan ook wel gegeven over een voorstelling die gaandeweg een steeds bredere glimlach op de gezichten van het publiek bracht.
Het applaus, dat door een over het podium stormende cast – als was het circus- werd genomen, klaterde alsof het door Mozart zelf werd georkestreerd.
Mooi om te zien, al dat jonge talent, op het podium en achter de schermen. Al is Peter Brooks leeftijd, 86, daarbij een pikant detail.
_________________________________________________
Die Zauberflöte / Une flûte enchantée – W. A. Mozart
bewerking Peter Brook / Marie-Hélène Estienne
muziek: Frank Krawczyk
Productie: Théâtre des Bouffes du Nord – Parijs
9 juni in het Muziekgebouw aan het IJ.