zaterdag 4 september 2010

Oude Muziek Utrecht 2010: Louis Quatorze

Net terug uit Antwerpen stond Utrecht alweer op de festivalkalender. De keuzes van de makers van het Oude Muziek festival in Utrecht zijn niet altijd mijn voorkeur maar dit jaar is het helemaal in orde: de Franse Barok staat centraal.
Geen kerken dit jaar in mijn planning, die vond ik vorig jaar te lastig, met lange rijen en wiebelige stoeltjes op slechte plekken. Rigoureus gekozen voor concerten alleen in Vredenburg.

Heel veel violen bij de festivalopeningsavond
Een webcam op de Domtoren, een hispeed internetverbinding, een laptop en een beamer. Kortom, het Festival Oude Muziek kon beginnen. Dankzij de techniek konden de bezoekers van Vredenburg Leidsche Rijn meekijken en luisteren naar de traditionele opening van het festival door stadsbeiaardier Arie Abbenes. Op zijn repertoire voor de gelegenheid muziek van o.a. Lully en Couperin. Over het festivalthema kan zo geen misverstand bestaan: de Franse Barok. En als je het al niet wist, maakte de meer dan prachtige serie foto’s van Marco Borggreve het nog eens duidelijk: we gaan voor 10 dagen naar de tijd van Louis Quatorze.

Openingsavond: een rode loper voor de deur, cava voor een muntje aan de bar en een concert dat live in Nederland op radio 4 en in nog een aantal andere Europese landen te horen was.
Het orkest, Capriccio Stravagante – Les 24 Violons, was een 'remake' van Les Violons du Roy, het orkest van Jean-Baptiste Lully, uit de tijd van het Versailles van Lodewijk de Veertiende. Het deed zijn werk in het drukke hofleven van de Zonnekoning, op feesten, dansavond en bij balletten.
Leider Skip Sempé is dit jaar één van de musici 'in residence'. Er is hoogst origineel ook een instrument 'in residence'. Het Hemsch-klavecimbel, dat bekeken, beroerd en besproken wordt, is daarmee waarschijnlijk de grootste diva van het festival.
Bijzonder is dat de instrumenten waarop Capriccio Stravagante speelt zijn nagebouwd en daarmee beschikt Sempé, om een lang technisch verhaal kort te houden, nu precies over de instrumenten waarvoor componisten als Lully en Rameau hun muziek schreven. Zonder contrabassen maar met een aantal viooltussenmaten. Dat gaf een andere klank dan we nu kennen met violen, altviolen en celli.
Zou je dat horen, die nagebouwde ‘hautes-contres’, ‘tailles’ en ‘quintes’, vroeg ik me af, voor aanvang. En ja, nou en of, het was hoorbaar en voelbaar. Een warme, rijke orkestklank zonder de scherpte die het geluid van sommige authentieke orkesten kenmerkt. Indringend en met een wat melancholiek geluid.

‘Onze' Judith van Wanroij, die onlangs nog de Grachtenfestivalprijs 2010 won, werkte vocaal mee aan deze avond. Ze treedt vaker samen op met Skip Sempé maar heeft ook al een flink cv van beroemde dirigenten en belangrijke rollen in oude en nieuwe muziek. Komend voorjaar staat ze als Donna Elvira in Don Giovanni bij De Nederlandse Opera.
Ze zong een fragment uit Le Triomphe de l’Amour van Lully. Samen met Benjamin Alunni en Alain Buet deed ze een deel uit ‘La pastorale comique’. Dat deed ze helder, en met net genoeg volume om de moeilijke Vredenburgzaal over het orkestgeluid heen tot op de laatste rijen te bereiken. Het was hooguit wat kort, wat ze liet zien en horen.
Het programma bestond uit 21 stukjes van 6 componisten, ouvertures, operafragmenten, dansen, chaconnes en sarabandes. Ik vermoed dat ook die programmering in stijl was. Maar het was wat veel, het kende niet zoveel opbouw en maakte de avond net even wat minder spannend dan ik zou wensen.
Maar een festivalopening met een royaal en een 'Royale' geluid, dat was het zeker wel...


De Franse Barok over het carnaval van Venetie
Le Concert Spirituel, het barokorkest verbonden aan de opera van Montpellier, is één van die toonaangevende orkesten in Europa als het gaat om oude muziek. Leider Hervé Niquet vertelde in een radiointerview vooraf aan Maartje Stokkers van het Radio4 Festivaljournaal dat de opera 'Le carnaval de Venise' aanvankelijk gepubliceerd werd onder de naam van de broer van de componist, Joseph. De echte schrijver, André Campra, was als maitre de musique verbonden aan de Notre Dame in Parijs en het schrijven van een opera zou daarmee ernstig conflicteren.
[Niquet in gesprek met Maartje Stokkers van Radio4]
'Le carnaval de Venise' werd concertant uitgevoerd, door vooral Franse solisten én door onze Nederlandse sopraan Judith van Wanroij. Door een stom toeval kwam ik in de foyer voor het concert de ouders van de sopraan tegen, die kritisch reageerden op mijn recensie van het concert waar hun dochter aan bijdroeg j.l. vrijdag. Die staat hierboven en is in een bewerking te lezen op de site van 'Place de l' opera'. De vraag was hoe mijn opmerking over het volume van de zangeres bedoeld was. Ik kon ze geruststellen, ik verwees slechts naar de lastige akoustiek van Vredenburg, waar meer vocalisten last van krijgen als het orkest te hard speelt. De ouders waren zo aardig me na het concert nog even aan hun dochter voor te stellen.
Hervé Niquet, die voor hij dirigent werd o.a. ook danser was, liet zien dat zo'n verleden tot een hele interessante dirigeerstijl kan leiden. 'Zwierig', dat was wel het woord van de avond en met die zwierige, Franse stijl namen dirigent, orkest en solisten ons mee naar Venetie.
Zo bedeesd als dirigent Niquet was bij het interview voor radio4, zo uitbundig stond hij voor zijn orkest. Met een bijna frivool 'bravo' in de richting van zijn strijkers en blazers sloot hij de eerste acte af.
Enthousiast publiek voor een mooie avond muziek. Oude muziek, zeggen we nu maar ooit, in 1699, was het nieuwe muziek. Té nieuw, want het Parijse publiek, wispelturig, verwend en grillig, vond het allemaal te avant-gardistisch en reageerde negatief. Wij, als het publiek in Vredenburg, waren zo vrij het daar niet mee eens te zijn...