In 1961 nam de Vara het initiatief tot een serie klassieke concerten op de zaterdagmiddag in het Amsterdamse Concertgebouw. Toen de 48-urige werkweek was afgeschaft wilde de Vara zijn aanhang van arbeiders verantwoorde cultuur bieden in hun vrije tijd.
De 'Vara Matinee op de vrije zaterdag' werd een begrip. Een kaartje kostte in de begintijd 3 gulden, aangepast aan het weekloon van de werknemer in die tijd. Omgerekend betaalde ik vanmiddag 100 gulden meer, 48 jaar later.
Het ziet er somber uit voor de economie en de bedrijvigheid in Amsterdam: het arbeiders-publiek dat ik zaterdagmiddag aantrof was gemiddeld ruim boven de 60 en bestond grotendeels uit oudere dames en nichten. De aanwezige heren in de zaal wilden nog wel eens wegdommelen tijdens het concert. Is dit het schrikbeeld van de leeftijdsverhoging voor de AOW? Moet Amsterdam zijn arbeidsproductiviteit op peil houden met deze volgelingen van Domela Nieuwenhuis? Het leek me veelzeggend dat de VARA inmiddels uit dit project is gestapt en dat het nu gerund wordt door de AVRO en NPS.
Zonder dollen: het was een muzikaal feest, dit concert in de Grote Zaal. Het Franse ensemble Les Arts Florissants onder William Christie voerde het oratorium 'Susanna' van Händel uit. Oratorium, geen opera. Een geestelijk onderwerp, een simpele plot en geen enscenering, dat zijn de kenmerken van dit genre, dat in zijn dramatische vorm door Händel is uitgevonden. Het verhaal van 'Susanna' maakt deel uit van de 'apocriefe' geschriften die als een soort bijlage bij het OT horen. Hieronder een schilderij van Rubens.
Het klinkt saai, maar het was verukkelijk. Mooie, dramatische liefdesthema's tussen hoofdfiguur Susanna en haar man Joacim. Komische scenes tussen de Oudsten die achter Susanna aanzitten en haar bijna veroordeeld krijgen. Maar aan het eind blijkt ook het recht hier te zegevieren: Susanna wordt vrijgesproken van de beschuldiging van overspel en herenigd met haar Joacim.
De keuze van de rollen is qua stemvak soms logisch, maar roept ook vragen op. Onze eigen Maarten Koningsberger (bas) had als de vader van Susanna een kleine rol maar mooie rol. Susanna was de sopraan Sophie Karthauser, maar de rol van haar echtgenoot werd gezongen door de countertenor Max Emanuel Cencic, die zijn loopbaan begon als Wiener Sängerknabe. In het originele libretto wordt de rol aangegeven als alto, en zo zal die ook geklonken hebben bij de premiere van dit werk, op 10 februari 1749 in Covent Garden.
Ik ben absoluut fan van William Christie en zijn Arts Florissants, genoemd naar een opera van Charpentier. Christie is de man die de Franse muziek uit de 17e eeuw heeft helpen herontdekken en een wezenlijke rol speelt bij de uitvoering van muziek van Charpentier, Rameau, Lully en Couperin, maar ook van Bach, Purcell en Händel. Het is pikant dat de sleutelfiguur in de herwaardering van de Franse Barok een Amerikaan was. Christie, die met een sjiek accentje Frans spreekt, is inmiddels Frans staatsburger en zal binnenkort toetreden tot de Academie des Beaux-Arts.
Zijn koor en orkest klonken prachtig en zoals je aan Christie kunt overlaten, was de keuze van de solisten uitstekend. Alle solisten en het koor deden dit lange werk uit hun hoofd. Alleen het orkest speelde van blad.
Al bij de pauze werd er gestampt en ge-bravoot door het publiek, en het slotapplaus was lang en hevig. Toen als een soort van functionele toegift Christie de zaal vertelde dat deze uitvoering was opgenomen voor cd en dat er een aantal retakes nodig waren, bleek dat met een minuut of tien extra muziek zo geregeld. Wie wilde, kon blijven voor de laatste opnamen, die voor continuiteit in de akoustiek bij voorkeur met een goed gevulde zaal opgenomen moesten worden. Vrijwel iedereen bleef zitten en na de stukken die overgedaan moesten worden, was er opnieuw donderende waardering.
Over hun productiviteit kun je twijfelen, maar joelen kunnen die Amsterdamse arbeiders goed op hun vrije zaterdagmiddag.