Het optreden van Anne Schwanewilms in het Muziekgebouw aan het IJ op zaterdagavond gaf aanleiding mijn mening te herzien.
Legendarisch zijn de programma's die zangeressen als Adèle Bloemendaal, Jasperina de Jong en Jenny Arean in het land brachten. Er werd vooraf druk geschreven door mensen als Jan Boerstoel, Hans Dorrestijn of Willem Wilmink, die vaak met teksten kwamen die gebaseerd waren op de levens van interprètes.
Adele Bloemendaal |
Want een mens woont in zijn lichaam
Maar hij heeft het maar te huur
En de grote stille huisbaas
Blijkt hardvochtig op den duur
(Tekst: Hans Dorrestijn)
In een tour-de-chant zat een rode draad en er werd goed nagedacht over de opbouw daarvan. Het moest om te lachen zijn en soms ontroeren. Ik herinner met een tussenzin in een verhaal van Adèle waarmee ze een lied over haar prille jeugd inleidde. Ze vertelde over hoe ze als kleuter gefascineerd in volle onwetendheid naar de binnentrekkende Duitse soldaten keek aan het begin van de oorlog. 'Ik was de jongste moffenhoer van Nederland'.
Het klassieke lied lijkt geen verbindende teksten te verdragen, al wordt er merkbaar wel nagedacht over een opbouw, op basis van de sfeer en de muziek. Sommige componisten schreven cycli van liederen, zoals Schubert in de Winterreise, waarmee de volgorde meteen vastligt. Bij Mahler is het weer anders, het is aan de zanger(es) zelf om te bepalen hoe de vijf liederen van de Rückert-cyclus aan elkaar worden geregen. Al leiden tekst en sfeer van 'Ich bin der Welt abhanden gekommen' wel tot de voor de hand liggende keuze met die spirituele tekst het blokje af te sluiten.
Ich bin gestorben dem Weltgetümmel,
Und ruh' in einem stillen Gebiet!
Ich leb' allein in meinem Himmel,
In meinem Lieben, in meinem Lied!
Het is ernstig verboden om bij een liederen-avond tussendoor te applaudisseren. Gebruikelijk is om dat per geprogrammeerd blokje te doen, dus je mag klappen na de 3 Schubert-liederen en dan weer als er vier van Hugo Wolf zijn geweest. Na elk blokje verlaten solist en begeleider het podium, om vrij snel weer terug te komen.
Bij de recital van gisteravond viel me op hoe geforceerd dat klap-taboe soms is. De zangeres werkt toe naar een climax, die pianist doet zijn best voor een dramatisch einde, en dan is er de applausreflex. Die wordt in de zaal gesmoord door, vooral dan de dames, kreetjes, hijgjes en kreuntjes.
Praten, iets uitleggen, inleiden of toelichten, het komt een enkele keer voor, maar een liederenavond van een grote ster voltrekt zich doorgaans in stilte op dat punt. Prettig voor de recensent is dat de eventuele toegift meestal wel wordt genoemd. Niets meer, niets minder. Geen zangeres of zanger bezondigt zich aan het dweperig melden dat het 'nice is to be in Amsterdam' of andere ontboezemingen.
Anne Schwanewilms |
Het verslag van het optreden van Anne Schwanewilms en voorprogramma-zanger Bastiaan Witsenburg staat op Place de l'Opera.