Af en toe valt er in de Nederlandse theaters opera te zien die niet of nauwelijks onder de ‘gangbare’ definitie van die theatervorm valt. Althans, niet als je denkt aan Cherubino, Lucia of Billy. Toch past ook Peking Opera goed onder de wat bredere definitie van ‘muziektheater’ en valt er voor liefhebbers daarvan veel te genieten. Afgelopen week bracht het Tropentheater in Amsterdam de wereldpremière van een voorstelling door het belangrijkste operagezelschap in Taiwan, de National Guoguang Opera Company. Regisseur Lee Hsiao-Pin koos voor een nieuwe visie op het oude verhaal over generaal Xiang Yu die het gevecht met zijn rivaal Liu Bang verliest. Uit loyaliteit met Yu doodt zijn concubine Yu Ji zichzelf.
Farewell my concubine
Het verhaal speelt 2200 jaar geleden, maar werd bekend door de film Farewell My Concubine uit 1992, waar de liefdesrelatie tussen twee operazangers de rode draad vormde. De versie van regisseur Hsiao-Pin vertelt het oorspronkelijke verhaal, in een korte, gestileerde vorm. De generaal is te zien, met grote baard en een ‘uitneembaar’ kostuum dat een rol speelt bij zijn sterfscène. In de voorstelling die afgelopen week driemaal te zien was in de grote lichthal van het Tropenmuseum in Amsterdam was de concubine een dubbelrol, gespeeld door twee actrices/zangeressen, één in wit en één in zwart. De twee, Mei-Lan Chang en An-Li Chu, speelden het meest op traditionele wijze. Hun kostuums bleven dicht bij die van de Peking Opera, waar de kleding afkomstig is uit de Ming-periode.Vocaal brachten ze de duizelingwekend hoge frases en uithalen zoals we die ook hoorden bij de meer klassieke Chinese opera, de Kunqu in de Amsterdamse Stadsschouwburg, afgelopen zomer. Hun handbewegingen gestileerd, de pasjes dribbelend zoals in de dan (de vrouwenrol in de Peking Opera) gebruikelijk.
Moderne voorstelling
De regisseur koos voor een aantal revolutionaire ingrepen. Hij begon met een flashback, zeer ongebruikelijk in de Peking Opera. Niet alle tradities werden gevolgd door Hsiao-Pin, die zegt ook beïnvloed te zijn door mensen als Peter Brook en Pina Bausch. Hij produceerde een moderne theatervoorstelling, met nadrukkelijk gebruik van de traditie, in een ‘westerse’ lengte van tweemaal 45 minuten en met muziek waarbij ook elektronica gebruikt werd. Wellicht was hier sprake van echte Chinese ‘regisseursopera’, zoals daarover in de westerse opera vaak wordt gedebatteerd. Hoogtepunt was de zelfmoordscène van de concubine, die in een dramatische act met zwaarden haar einde speelde. En hoewel de voorstelling serieus, indringend en zeker niet circusachtig was, maakte de applausact veel indruk. De groep acteurs die in het stuk als een soort koor de soldaten speelden bedankten met salto’s, sprongen en flic flacs het publiek. Hoe goed ze ook zingen, dát zie ik de leden van het DNO-koor vooralsnog niet doen. Voor wie meer wil zien van Chinese opera: op 15, 17 en 18 mei 2012 is bij De Nederlandse Opera de voorstelling Shi Nai-an te zien door leerlingen van de Beijing Opera School.
[Recensie voor Place de l'Opera]