woensdag 27 januari 2010
Le Nozze in Amsterdam
Het eigenwijze productie-duo Sergio Morabito en Jossi Wieler werd een jaar of 3 geleden door de Nederlandse Opera gevraagd een nieuw verfje te zetten op het aloude repetoire van de 3 Mozart-Daponte opera's.
Ze deden het spraakmakend en nogal omstreden. Don Giovanni in het Beddenpaleis - een voorstelling die het door zijn detaillering beter deed op tv dan in de zaal- met een nogal opmerkelijke opvatting over de Don Juan-figuur. Cosi fan tutte werd gesitueerd in een vakantiekolonie en Le nozze di Figaro verplaatste zich van het kasteel van de graaf naar de showroom van een automerk. De graaf van Almaviva uit het libretto van Daponte werd het automerk Almaviva, met als paradepaardje een fonkelend groene cabrio.
Ik heb in 2006 alle drie de opera's gezien in een periode van net 3 maanden. Nu ieder jaar één van de drie producties wordt hernomen, wil ik graag nog eens kijken, met wat minder de nieuwigheid en verbazing van de eerste keer.
Le nozze is een verhaal vol liefde, bedrog en verzoening. Mozarts muziek zit vol fraaie melodieen en indrukwekkende aria's. Charlotte Margiono was er, net als 3 jaar geleden weer bij. En hoofdrol Luca Pisaroni was opnieuw geengageerd door DNO. Deze Italiaanse bas, bruut en groot in Ercole amante, begin vorig jaar, zette weer de door het regisseursduo wat sullig gebeeldhouwde rol van Figaro neer.
De autoshowroom, groot, hard verlicht en met de cabrio als stralend middelpunt, is het grootste deel van de voorstelling het decor voor alle verwikkelingen. Het duo Wieler-Morabito houdt er kennelijk niet van om de thema's van de opera's die ze onder handen nemen, te abstraheren. Ze kiezen voor een soort gelaagde concreetheid waarin details belangrijk zijn. Alle sigaretten in deze voorstelling komen bijvoorbeeld uit een soort wereldbol, zoals je die in de jaren '60 wel zag. En de as gaat in zo'n typische asbak uit die tijd, een glazen bakje in een klein model autoband. Nog zo'n vondst: alle buitenscenes, zoals de vlucht van Cherubini uit het kasteel, zien we op het podium als beelden van de bewakingscamera's.
Toch...dacht ik gisteren in de Stopera dat het wel leek alsof de regisseurs helemaal niet naar de muziek hebben geluisterd bij het maken van deze voorstelling. Het is heel erg toneel, iedereen zingt nogal terloops, zeker in het eerste deel. En omdat het allemaal stemmen zijn die zonder pathos en vrij naturel kunnen zingen en spelen, werkt het ook. Maar de aandacht voor de muziek was er wat te weinig in de enscenering. Waarbij het feit dat dirigent Constantinos Carydis het Nederlands Kamerorkest wat vlakjes liet spelen, nog eens extra bijdroeg aan het wat weinig spectaculaire muziekgehalte van deze voorstelling.
Je kon het aan het applaus horen, Amsterdam gaf deze voorstelling een zeventje. En ik was het deze keer wel met Amsterdam eens.
[foto's (c) DNO]