Donderdag, 19 november, tegen tienen, Amsterdam, het Muziekgebouw. Nog geen 5 dagen geleden was ik hier ook en bedacht dat de dansvoorstelling van die avond -hoe mooi ook- niet echt een intellectuele uitdaging vormde.
Vanavond op mijn wenken bediend: Salomé van Richard Strauss, een opera uit 1905 die toen voor ophef zorgde en hier en daar verboden werd. De intendant-generaal van de koninklijk-keizerlijke Hofoper van Wenen verbood opvoering op 'religieuze en zedelijke gronden'. De omstreden opera was trouwens een groot succes op andere plaatsen, zoals op 16 mei 1906 in Graz, waar Gustav Mahler, Arnold Schonberg, Alexander Zemlinksy én Alban Berg in de zaal zaten. Still uit video van DNO
Anno 2009 is er nog steeds ophef. Het applaus in de Stopera klatert en duurt lang, maar de voor- en tegenstanders roeren zich: fanatiek klinkt het bravo maar de boe-roepers doen er alles aan om gehoord te worden. Een wedstrijdje in voor- en afkeur.
Eigenlijk is het niet helemaal eerlijk. Bravo bekt gewoon beter en zeker als je volume wilt maken zijn die klanken veel geschikter. Boe laat zich slecht vocaal versterken. En boe mist een lettergreep. Zullen we afspreken dat er bij de opera voortaan bravo (en voor de mensen die weten hoe het hoort: brava bij de dames) wordt geroepen door de liefhebbers en "oh nee" door de haters?
Ik kijk bij het slotapplaus altijd naar de gezichten van de spelers, effe checken hoe zij er bij staan. Soms zie je opluchting, uitputting, routine of oprechte vermoeidheid. Hier kijkt de cast op het podium vooral triomfantelijk. Zangeres Doris Soffel, die Herodias zong, blijft nog even in haar rol en maakt een vals, sarcastische dansje: dikke neus als je het niks vond. Er was deze avond veel om aan te wennen. Toen het doek om 20 u opging zagen we niet het terras van het paleis van Herodes, zoals in het libretto staat, maar een Abu Ghraib-achtige bunker. Betonnen, massieve wanden, een plafond waar de wapening van het beton hier en daar doorzakt en harde tl-verlichting. De maan, die in de setting van het verhaal een grote rol speelt, wordt hier verbeeld door een ballon.
De feestdis is gedekt, Salome aan de tafel, evenals haar moeder en haar stiefvader Herodes. Die heeft een koptelefoon op en zit stevig mee te swingen op wat hij hoort. Het feest verloopt treurig, er is geweld, drank, ruige sex en heroine.
Still uit video van DNO
Het valt niet mee om het als toeschouwer te vatten. 'Nou heb je me even', denk ik en ik kijk op mijn horloge. We zijn 70 minuten in de voorstelling als ik een theatraal effect zie dat me echt aanspreekt. Salomé wil het feest en de bunker ontvluchten, tekent met krijt een deur op het beton en probeert die met alle macht te openen. De anderen volgen haar, tekenen deuren en proberen die vergeefs in te rammen. In al zijn eenvoud een briljante theatrale vondst.
Een dik half uur later is de slotscene. Salomé staat met Jochanaan (Johannes de Doper), wiens lippen ze wilde kussen, alleen op het podium. In het verhaal is het hoofd van Jochanaan haar op haar bevel op een zilveren schaal aangeboden. Zijn afgehakte hoofd zweeft boven het podium maar daaronder hebben Salomé en hij een bijna romantische slotscene. Niet heel gangbaar, dit einde.Ze sluiten samen het toneeldoek, het zaallicht gaat al aan en op de voorste rij staat een man op: 'die vrouw moet dood'! roept hij naar het toneel.
Het is de tekst die haar vader, Herodes, in het oorspronkeljke libretto zegt. De man hoort erbij, dat is duidelijk, maar het effect is er niet minder om.
Still uit video van DNO
Zoals wel vaker lees ik na afloop in het uitgebreide programmaboek dat DNO altijd verzorgt wat ik óók had kunnen zien en mogelijk wat eerder had kunnen begrijpen. Dit verhaal, de symboliek en zelfs de historie van deze opera staan bol van de betekenis. Regisseur Peter Konwitschny, die een enorme staat van dienst heeft, maakt het zijn publiek niet makkelijk. Hij wrijft de thema's die Strauss bij de toneeltekst van Oscar Wilde op muziek zette stevig in: de femme fatale, de hysterische zangeres, de lust van de vrouwen die elkaar en de mannen verleiden, exotiek en erotiek. De heroine-spuitende Herodes, zijn vrouw die met een champagnefles wordt gepenetreerd, de gangbang over de dode Narraboth, Grease-achtige dansjes, het is allemaal niet heel feestelijk en heeft een laag feelgood-gehalte.
Konwitschny kiest harde manieren om zijn visie op dit werk van Strauss neer te zetten. Ontluistering lijkt voortdurend het thema, net als verlies van decorum.
Uit de bak klinkt het ruim honderd-koppige orkest, muziek van Strauss die schatplichtig is aan Wagner. Zo heel af en toe hoor je er de Strauss van later doorheen, meer harmonisch en lyrisch.
Salome was een hit, aan het begin van de 20e eeuw. Strauss kocht van de opbrengst van zijn opera een huis in Garmisch-Partenkirchen. Daar bracht hij zijn laatste jaren door en daar componeerde hij 40 jaar na Salomé de zoveel lieflijker muziek van de '4 letzte Lieder'.