Nézet-Séguin begon echter met Bach, en die componist is hij trouw gebleven. Er is in Rotterdam inmiddels in de Paastijd een traditie met uitvoeringen van afwisselend de Johannes- en de Matthäus Passion-Passion. Dit jaar leidt Yannick het Rotterdams Philharmonisch Orkest, het RIAS Kammerchor en het Jongenskoor Rivierenland in twee uitvoeringen van de Matthäus.
Gisteravond, bij de première, was het bijna vol en vanavond voor de tweede uitvoering is geen kaart meer te krijgen. Rotterdam loopt altijd uit voor Yannick, die structureel beloond wordt met een extra hard opkomstapplaus.
Met het openingskoor zet een dirigent eigenlijk al meteen zijn handtekening voor de rest van de avond. De basiskeuzes voor tempo, klankkleur en volume kun je aflezen aan de eerste maten. Het eerste wat gisteravond in mijn hoofd opkwam was: 'fluweel'. Een lichte, transparante Bach kwam uit de instrumenten en uit de kelen van de zangers. Vocaal was het programma vrij zwaar bezet, met 30 leden van het -gemengde- jongenskoor en samen 36 zangers in de koren I en II. De benadering van Nézet-Séguin doet veel van de discussie over hoe je Bach moet spelen snel vergeten.
bron: website RPHO |
Niet dat het allemaal groot en romantisch was. Prominent was de theorbe onderdeel van het continuo. De levendigheid van de dirigent zat in het vrij hoge speeltempo, en daarom was het mooi om te horen hoe Yannick geraffineerde stiltes liet vallen, die zo gedoseerd een enorm dramatisch effect hadden.
Zoals je vaker ziet hadden de jongens en meiden van het 'jongenskoor' wat moeite om lang stil te zitten. Alleen daarom al was het een goed idee dat de jongeren op meer plaatsen in het eerste deel werden ingezet. Dat zie je zelden maar het klinkt prima.
De zangers, daarover was ik wisselend tevreden. Paul Agnew was een expressieve evangelist, die af en toe dingen deed die je niet vaak hoort in die rol. Thomas Oliemans heeft alles, uitstraling, stem, volume en expressie, om een hele fraaie Christus-rol te zingen. Dat bleef hij consequent doen, ook in het laatste deel als er in de strofe ''Eli, Eli, lama sabachthani' veel van de zanger gevraagd wordt.
Markus Werba bleek een bariton met een lichte rock 'n roll-uitstraling. Hij kon slecht stilzitten en tikte enthousiast mee met sommige stukken van het orkest. Goede stem.
Nogal teleurstellend waren de dames. Dat viel vooral tegen bij het aandeel van Miah Persson. Die heeft, halverwege de 40, een enorme reputatie op de Europese opera-podia. Hier in de Doelen, opgesteld achter het orkest, kwam ze niet goed uit de verf. Dat gold ook voor alt Renata Pokupic. Mooi, maar met te weinig volume om over het orkest uit te komen. De nuances vallen weg als je alleen de hoge passages hoort.